This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
H6.2 De inkomstenbelasting deel 2
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je weet welk inkomen via box 1 en box 3 wordt betaalt.
Je kan de inkomstenbelasting via box 1 en box 3 uitrekenen.
Slide 2 - Slide
Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer
Slide 3 - Quiz
Boxen
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen verschillende soorten inkomens, deze zijn onderverdeeld in 3 boxen.
BOX 1: belasting over inkomen uit werk en eigen woning
BOX 2: belasting over aanmerkelijk belang, (hoef je niet te kennen)
BOX 3: belasting over inkomen uit vermogen
Slide 4 - Slide
Box 1 belastbaar inkomen uit werk en eigen woning
Inkomen vanuit werk waar je loon of winst uit hebt gehaald wordt via deze box belast
In deze box mag je sommige kosten van je belastbaar inkomen aftrekken. (dit noemen we aftrekposten)
Voorbeelden van aftrekposten zijn:
Rente kosten voor een hypotheek (hypothecaire rente)
Giften aan goede doelen
Reiskosten met openbaar vervoer naar je werk
Slide 5 - Slide
Inkomsten belasting box 1
De inkomstenbelasting van box 1 reken je uit door te kijken hoeveel euro van je belastbaar inkomen in elke schijven tarief komt.
Let de eerste 73.031 euro belastbaar inkomen betaal je je 36,93% belasting over.
Elke euro die daarboven komt betaal je 49,50% belasting over.
Slide 6 - Slide
Voorbeeldvraag 1 (belastbaar inkomen)
Gertjan verdient 80.000 euro door te werken. Hij heeft een huis die €300.000 waard is. De woningforfait is 0,75% van de WOZ-waarde. Gertjan betaalde dit jaar €5.000 aan rente voor zijn hypotheek. Hij had ook €2.250,00 aan reiskosten gemaakt voor zijn werk via het openbaar vervoer. Wat is het belastbaar inkomen
Formule: inkomsten + bijtellingen – aftrekposten
Inkomsten: €80.000
Woningforfait: 300.000 : 100 x 0.75%= €2.250,00 (bijtelling)
Belastbaar inkomen in box 1= inkomsten + bijtellingen – aftrekposten
Slide 7 - Slide
Voorbeeldvraag 2 (inkomstenbelasting)
Gertjan heeft een belastbaar inkomen van 75.000 euro in het jaar 2020. Hoeveel inkomstenbelasting betaalt Gertjan in 2020?
68.507 : 100 x 37,35%= €25.587,37
75.000 – 68.507= €6.493,00
6.493:100 x 49,5%= €3.214,04
25.586,37 + 3.214,04= €28.800,41
Slide 8 - Slide
Welke van de volgende zijn ALLEEN maar aftrekposten?
A
reiskosten en hypotheekrente
B
hypotheekrente en een auto van de zaak
C
loon en eigenwoningforfait
D
studiekosten en eigenwoningforfait
Slide 9 - Quiz
Vermogensrendementsheffing / box 3
Dit is belasting over bezittingen zoals spaargeld en tweede huis.
De overheid bepaalt hoeveel geld je verdient met het verkregen spaargeld en hierover betaalt je een percentage belasting. Dit heet Fictief rendement.
Bij de eerste €57.000 (vanaf 2023) spaargeld betaal je geen belasting. Dit heet heffingsvrij vermogen.
Slide 10 - Slide
Belasting berekenen in box 3
Je hebt spaargeld ter waarde van €61.000.
Daarvan blijft het volgende bedrag over dat wordt belast
61.000 - 50.000= €11.000 (Dit noemen we belastbaar vermogen)
De belastingdienst gaat er vanuit dat je met €11.000 1,9% winst weet te behalen door bijvoorbeeld doordat geld te investeren. Die 1,9% winst noemen we fictief rendement
Volgens de belastingdienst verdien je €209 (1,9% van 11.000) met jouw €11.000 belastbaar vermogen.
Over dat bedachte inkomen betaal je 31% belasting (verschilt per vraag)
Dus je betaalt €64,79 aan belasting in box 3
In deze uitleg zijn de tarieven van 2021 gebruikt. Die in het boek zijn anders.
Slide 11 - Slide
Voorbeeldvraag 1
Je hebt €74.000 euro spaargeld. Het heffingsvrij vermogen is in 2021 €50.000 . Het fictief rendement is 1,9%. Het belastingpercentage is 31%. Wat is de belasting die je betaalt in box 3. Dus de belasting over je vermogen?
Belastbaar vermogen: 74.000 – 50.000= €24.000,00
Fictief rendement in euro’s: 24.000 : 100 x 1,9%= €456,00
De belasting in box 3 is: 456 : 100 x 31%= €141,36
Dus je betaalt €141,36 belasting over een vermogen van €74.000
Rekenstappen
Stap 1
Belastbaar vermogen uitrekenen
Stap 2
Fictief rendement uitrekenen
Stap 3
Belasting op fictief rendement berekenen
Slide 12 - Slide
Verschuldigde inkomstenbelasting
Nadat je hebt uitgerekend hoeveel inkomstenbelasting je hebt betaalt bij box 1 & box 3 kun je uitrekenen wat de totale inkomstenbelasting is.
Heffingskorting is de korting die je krijgt op de belasting die je moet betalen.
Slide 13 - Slide
Voorbeeldvraag 2
Je moet 8.000 euro betalen aan inkomstenbelasting via box 1 en 30.000 euro via box 3. Je krijgt een heffingskorting van 2.837 en ook nog eens arbeidskorting van 3.500. Hoeveel euro aan inkomstenbelasting betaal je nu eigenlijk.