2023_week26_1mh1_les1_Wiederholung Grammatik

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Du hast 3 min für:

Je hebt 3 min om: 

• jas uit


• mobiel in je tas staat op stil
• laptop gesloten op tafel
• boek/schrift/pen op tafel

Als de timer gestopt is zie ik iedereen de tekst Organisiere deine Schulsachen op blz. 99 lezen

Lesen

-Lees de tekst Organisiere deine Schulsachen op blz. 99 en maak de bijbehorende opdracht 9

- Klaar: Schrijf de rijtjes van haben & sein herhaaldelijk op totdat de timer is gestopt met de persoonlijke voornaamwoorden ervoor. Hulp op blz. 77

Was machen wir heute?

• Leseaufgabe
• Aufgaben haben & sein besprechen
• Wiederholung Grammatik 
• An die Arbeit

Lernziel

- Aan het einde van de les kan je een rijtje van haben en sein opzeggen.

- Weet je welke grammaticaonderdelen je al goed beheerst en voor welke onderdelen je nog extra moet oefenen.

Schrijf de regels voor de lidwoorden!

der

die

das

die

• Bij mannelijke personen/ dieren 
  
• De dagen, maanden en jaargetijden
  

• Bij vrouwelijke personen/dieren
• woorden die eindigen op - heit, - keit, - ung, - schaft, -e

• het-woorden
• woorden die eindigen op -chen en -lein 

• alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud

1. der
   
2. die
   
3. der
   
4. das
   
5. der
   
6. die
   
7. die
   
8. das
   

Dienstag

Rose

Junge

Mädchen

März

Freiheit

Kinder

Kind

Onbepaald lidwoord

een of geen

• ein of eine 
• kein of keine

(de)............ Kinder (=kinderen)

1. der
2. die
3. das

(een) ............... Katze(v)

1. ein
2. eine

(een).......... Buch (o)

1. ein
2. eine

(het) ......... Mädchen (=meisje)

1. der
2. die
3. das

(geen)............. Lehrer (m)

1. kein
2. keine

Schrijf op welk persoonlijk voornaamwoord de lidwoorden met het zelfstandig naamwoord krijgen.

• die Frau
• das Mädchen
• das Kind
• der Hund
• die Katze
• der Junge

•  sie
• es
• es
• er
• sie
• er

• Was...?
  
• Wann...?
• Wer...?
• Wo...?
• Wie...?
• Woher...? 

• Wat...?
• Wanneer...?
• Wie...?
• Waar...?
• Hoe...?
• Waar...vandaan? 

Was

wann

Wer

Wo

Wie

Woher

Wat

Waar

Wanneer

Hoe

Wie

Waar...vandaan.

_________ ist das? Das ist meine Schwester.

1. Wo
2. Wer
3. Was
4. Woher

_______ steht Janneke? Sie steht neben Hannah.

1. Warum
2. Wo
3. Wer
4. Wie

Britt, .....................kommst du? Ich komme aus Amsterdam.

1. Woher
2. Wie
3. Wo
4. Wann

Ik...........(zijn) 13 jaar.

Ihr............(hebben) ein schönes Haus.

.............(hebben)du ein Haustier?

Wir ................(hebben) ein Hund.

..............Sie alt?

Ingo ..............14 Jahre alt.

Lernziel

- Aan het einde van de les kan je een rijtje van haben en sein opzeggen.

- Weet je welke grammaticaonderdelen je al goed beheerst en voor welke onderdelen je nog extra moet oefenen.

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

die Hausaufgaben

Leren: 

Leer de samenvatting voor de toetsweek. Schrijf de rijtjes van haben & sein op, de regels voor de lidwoorden, de uitgangen van het zwakke werkwoord, de vraagwoorden en oefen met test jezelf.

TSCHÜSS!!!