Tekstopbouw en functies

Tekstopbouw
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekstopbouw

Slide 1 - Slide

Je leert:
- de opbouw van een tekst
- de functies van een inleiding
- de functies van een slot

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Inleiding

- De schrijver probeert de aandacht van de lezer te krijgen.

- De schrijver kondigt het onderwerp aan.

Er zijn verschillende manieren om dat te doen.


Slide 4 - Slide

Vraag
Je hebt volgende week drie proefwerken, waarvan twee voor een vreemde taal, dus veel woordjes leren. Woensdag moet je een bekerwedstrijd spelen, buiten de trainingen die je normaal al hebt. En ten slotte is er in het weekend een groot familiefeest waar je niet onderuit kunt. Vind jij het lastig om met zulke situaties om te gaan? Dan geven wij je hier een paar tips.

Slide 5 - Slide

Aanleiding
Onlangs verscheen het rapport van de Gezondheidsraad over roken door jongeren.

Slide 6 - Slide

Onderwerp noemen
In deze tekst lees je hoe de chocolade, waar jij ongetwijfeld regelmatig van smult, wordt gemaakt. Eerst noemen we kort de ingrediënten en vervolgens lees je welke stappen je moet doorlopen om dit heerlijke snoepgoed te maken.

Slide 7 - Slide

Anekdote
Sam (14) loopt de trap op. Boven aangekomen merkt ze dat de overloop een glazen vloer heeft: ze kan zó acht verdiepingen naar beneden kijken. Sam verstart en begint vreselijk te zweten. Waarom heeft juist zij last van hoogtevrees?

Slide 8 - Slide

Korte samenvatting of conclusie
Tieners die veel aan lichaamsbeweging doen, vertonen minder ongezonde gewoontes, zoals roken en alcohol drinken. Het blijkt dat kinderen die actiever zijn meer zelfvertrouwen hebben, betere cijfers halen en minder vatbaar zijn voor ongezond gedrag.

Slide 9 - Slide

Deskundige aankondigen
Aïsha is zestien en nu al een ervaren paraglider. Op haar tiende maakte ze haar eerste tandemvlucht met een instructeur. Inmiddels heeft ze brevet 2 en mag ze zelfstandig vliegen.

Slide 10 - Slide

6 functies van de inleiding
1. voorbeeld en vraag
2. aanleiding
3. onderwerp noemen
4. anekdote (grappig verhaaltje)
5. korte samenvatting of conclusie
6. deskundige aankondigen

Slide 11 - Slide

Wat staat er in een inleiding van een tekst?
A
Onderwerp van de tekst
B
Achtergrond informatie
C
Conclusie

Slide 12 - Quiz

Kern
Gaat verder in op de inleiding
Per deelonderwerp een nieuwe alinea
Elke alinea bevat een kernzin met de belangrijkste informatie, meestal de eerste of de laatste zin.

Slide 13 - Slide

In de kern van een tekst staat:
A
Inleiding op het onderwerp
B
Achtergrondinformatie over het onderwerp
C
De conclusie van het onderwerp

Slide 14 - Quiz

Slot
Meestal één alinea.

Bevat géén nieuwe informatie.

Slide 15 - Slide

Slot
samenvatting
conclusie
oproep
mening schrijver

Slide 16 - Slide

Samenvatting
Je hebt in dit artikel kunnen lezen wat de voor- en nadelen zijn van het gebruik van de iPad in de klas.

Slide 17 - Slide

Conclusie
Er zijn dus genoeg voordelen ten aanzien van het gebruik van de iPad in de klas.

Slide 18 - Slide

Oproep
Kom dus allen naar de open dag van 23 januari 2024!

Slide 19 - Slide

Mening van de schrijver
Kortom, de film is herkenbaar voor jongeren en de aandacht die met de film gegeven wordt aan het pesten is goed. Het maakt de film beladen, als je toe bent aan een vrolijk en luchtig filmpje kun je beter voor een andere film kiezen. Kies je toch voor Spijt! dan krijg je een mooie en ontroerende Nederlandse verfilming te zien. Zeker voor de Carry Slee-liefhebber niet te missen!


Bron: https://www.filmvandaag.nl/recensies/49-spijt

Slide 20 - Slide

Waar of niet waar?
Iedere tekst die je leest bestaat uit een inleiding- middenstuk (kern) - slot.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Deze tekstsoort heeft veelal geen slot:
A
informatieve tekst
B
overtuigende tekst
C
betogende tekst
D
activerende tekst

Slide 22 - Quiz

Een groepje zinnen wat over een onderwerp gaat noem je een:
A
tekstdeel
B
hoofdzaak
C
alinea
D
kernzin

Slide 23 - Quiz

De belangrijkste zin in een alinea noem je een
A
bijzin
B
kernzin

Slide 24 - Quiz

Op welke plek in de alinea staat meestal de kernzin?
A
1e
B
laatste
C
3e
D
5e

Slide 25 - Quiz

Noteer 2 dingen die je geleerd hebt deze les.

Slide 26 - Open question

Ik snap nu het onderdeel leesvaardigheid
Ja
Een beetje
Nee helemaal niet
Ja helemaal

Slide 27 - Poll

En dit moet u ook nog even weten.

Slide 28 - Open question