Thema 3.3 en 3.4 kruisingsschema & Stambomen

Erfelijkheid en evolutie
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

Voor deze les een demonstratie met een kaars doen.

Misschien ook een pinda?
Erfelijkheid
Erfelijkheid is: het doorgeven van erfelijke eigenschappen van generatie op generatie

In alle cellen van een kind zit de helft van de erfelijke eigenschappen van de vader en de helft van de moeder
Erfelijkheidsonderzoek
Erfelijkheidsonderzoek is het bestuderen van DNA, de genen en/of de chromosomen
Ook wordt er gekeken naar erfelijke aandoeningen
- Prenataal onderzoek
- Hielprik (na de geboorte)


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Geslachtscellen en lichaamscellen
Lichaamscellen: paren chromosomen (46 chromosomen)
22 paren chromosomen
1 paar geslachtschromosomen
Vrouw: XX en man XY


Geslachtscellen: enkelvoudige chromosomen (23 chromosomen
Zaadcellen van man, eicellen bij de vrouw


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kruisingen
Kruising: versmelting van twee geslachtscellen (bevruchting)


Belangrijke termen
Genotype (erfelijke eigenschappen), fenotype (uiterlijke kenmerken)
Allel: een variant van een gen
Homozygoot (AA/aa), heterozygoot (Aa)
Dominant Allel (A), recessief gen (a)
Intermediair: bij heterozygoot komen beide allelen tot uiting


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

DNA en genen
DNA
- De belangrijkste drager van erfelijke informatie
Chromosomen
- Bestaan uit lange strengen DNA
- Komen in paren voor (1 van vader, 1 van moeder)
Gen
- Stukje chromosoom dat informatie voor een erfelijke eigenschap bevat (bijvoorbeeld haarkleur)
Mutatie
- Verandering in erfelijk materiaal
- Goed, slecht of geen resultaat


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Fenotype en genotype

Slide 8 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Dominante allel (het sterkst)= A
Recessieve allel (minder sterk)= a.

AA: Homozygoot dominant
Aa: Heterozygoot 
aa: Homozygoot recessief 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Kruisingen
  •  Doorgeven van erfelijke eigenschappen
  • Voorspellen van eigenschappen
  • Kruisen: twee dieren met elkaar nakomelingen laten krijgen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Kruisingen
Moedercel: de cel die gaat delen (altijd 46 chromosomen)
Dochtercel: de cellen die uit de moedercel ontstaan
Mitose
Vormen de nieuwe lichaamscellen
Belangrijk bij groei en herstel
Dochtercel hetzelfde als moedercel
(46 chromosomen)
Meiose / reductiedeling
Vormen van nieuwe geslachtscellen
Het aantal chromosomen is gehalveerd, belangrijk bij voortplanting
De dochtercellen zijn verschillend van moedercel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Kruisingsschema

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 16 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 17 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 18 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 19 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 20 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 21 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
nieu
Nieuwe ouders !

Slide 22 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 23 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 24 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 25 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 26 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 27 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 28 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt
Kruisingsschema

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Evolutie
Mutatie
Een verandering in het erfelijke materiaal (toeval) kan leiden
tot nieuwe eigenschappen
Isolatie
Een deel van een populatie raakt gescheiden en vormt een nieuwe populatie
Natuurlijke selectie
In elke populatie zijn variaties in eigenschappen. In een 
veranderende omgeving zijn andere eigenschappen 
belangrijker en krijgen succesvolle individuen meer nakomelingen
Variatie
Individuen van een populatie vertonen kleine verschillen, een deel van de verschillen is erfelijk



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

isolatie

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Selectie
Natuurlijke selectie
De natuur zelf selecteert op eigenschappen (bijvoorbeeld kleur vacht in de sneeuw

Kunstmatige selectie
Bepaalde (goede) eigenschappen worden
geselecteerd bij de kruising (door de mens)
Bij het fokken van dieren of veredeling van 
planten

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Om te onthouden
Mitose: het maken van nieuwe lichaamscellen
Meiose: het maken van nieuwe geslachtscellen


Van klein naar groot: gen --> chromosoom --> totaal erfelijk materiaal


Bij kruising: bedenk altijd eerst met wat voor kruising je te maken hebt (welke eigenschap is dominant/recessief, wat is het genotype van de ouders), werk dit uit in een kruisingsschema en kijk wat het genotype van de nakomelingen is.


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Cellen, Weefsels en Organen

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Weefsels
Weefsel= een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Organen bestaan vaak uit verschillende weefsel. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions