controletest blok 6




controletest blok 6
samen leven
1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson




controletest blok 6
samen leven

Slide 1 - Slide

Je krijgt straks wat vragen over:
  • het voeren van gespekken
  • het schrijven van zinnen
  • de betekenis van woorden 

Lees de vragen en de antwoorden goed en kies wat het beste past. 
Succes!

Slide 2 - Slide

Rens weet niet wat het woord lastig betekent.

Welke vraag stelt hij om het te begrijpen?
A
Hoe laat begint lastig?
B
Wat bedoel je met het lastig?
C
Zijn er regels bij lastig?

Slide 3 - Quiz

Mama voert een gesprek met Jon.

ze zegt: We gaan straks gordijnen kopen voor je nieuwe kamer.
Jon zegt: Welke kleur?
Mama zegt: Welke kleur vind je mooi?
Jon zegt:...
A
Mijn spijkerbroek is blauw
B
Zag je die auto, die is blauw
C
Ik vind blauw een mooie kleur

Slide 4 - Quiz

Vera en Sona voeren een gesprek en ze luisteren goed naar elkaar.
Vera zegt: Mijn oudere broer is morgen jarig.
Sona zegt:
A
Gaat je broer mee buiten spelen?
B
Ik heb gisteren patat gegeten
C
Hoe oud wordt hij?

Slide 5 - Quiz

Wanneer geef je je mening
A
Als je iets vraagt.
B
Als je antwoord geeft.
C
Als je vertelt wat je vindt.

Slide 6 - Quiz

Wat betekent strelen?
A
Je voelt je vervelend.
B
Je gaat zachtjes met je hand over iemands huid
C
je staat niet stevig en valt bij na om.

Slide 7 - Quiz

Wat doet een presentator?
A
Hij vertelt wat er op tv of radio komt.
B
Hij vertelt wat er mis is gegaan.
C
Hij doet een dansje.

Slide 8 - Quiz

Je zusje weet niet wat openen betekent. Jij doet dit. wat doe je?
A
je vertelt wat het is.
B
je beeld het uit
C
je tekent het

Slide 9 - Quiz

wat hoort er bij deze omschrijving?

Je weet veel. Je doet verstandig.
A
wijs
B
de vrede
C
verbieden

Slide 10 - Quiz

Wat zijn vraagzinnen?

Er zijn meerdere antwoorden goed.
A
Ga je mee naar buiten?
B
Ik ga naar buiten.
C
Wanneer ga je naar buiten?
D
Is het koud buiten?

Slide 11 - Quiz

Welke zin in goed geschreven?
A
Ik ga straks lekker eten?
B
Ik ga straks lekker eten.
C
Ik ga straks lekker eten!

Slide 12 - Quiz

Waar is de zin zo kort mogelijk geschreven.

Sven speelt de hele dag met zijn vriendjes in de speeltuin.
A
Sven speelt de hele dag
B
Sven speelt met zijn vriendjes
C
Sven speelt in de speeltuin
D
Sven speelt

Slide 13 - Quiz

Waar zie je een vraagwoord in de zin staan?
A
Wil je straks een spelletje doen?
B
Ga je straks een spelletje doen?
C
Wanneer gaan we een spelletje doen?

Slide 14 - Quiz

Maak de zin zo kort mogelijk

Jousef praat met zijn vader over voetbal.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide