This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Ik weet wat een werkwoord is
Ik ken het verschil tusssen een koppelwerkwoord, hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord
Ik kan de werkwoorden in een zin benoemen
zww = zelfstandig werkwoord
kww = koppelwerkwoord
hww = hulp werkwoord
Als er in een zin maar 1 werkwoord staat, dan is dat een hoofdwerkwoord
Staan er in een zin meerdere werkwoorden, dan staat het hoofdwerkwoord meestal achterin de zin. De overige werkwoorden zijn dan hww
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken voorkomen
Het kww koppelt een eigenschap aan het onderwerp
Staan er meer werkwoorden in de zin, dan staat het kww meestal achterin
-> hoofdwerkwoord geen kww? ZWW!
1 ww? --> kww of zww
2 of meer ww? --> alle werkwoorden die kunnen worden weggelaten zijn hww