20221221 VEZO322AK niveau 3 leerjaar 1 Woordenschat

Nederlands
VEZO322AK
Woensdag 21 december 2022
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands
VEZO322AK
Woensdag 21 december 2022

Slide 1 - Slide

Planning VEZO322AK

  1. Woensdag 21-12: Woordenschat
  2. Schrijven: Tekstdoel & doelgroep 
  3. Schrijven: samenhang
  4. Schrijven: correspondentie

Slide 2 - Slide

Woordenschat

Slide 3 - Slide

21-12: Lesdoelen



  • MOTILE: 2F:
    Beeldspraak 1 - Woordenschat
    Schooltaalwoorden

Slide 4 - Slide

Zelfwerktijd



  • MOTILE: Beeldspraak 1 - Woordenschat

Studiemeter > Mbo-webshop > licenties starten > Motile > studieplan > jouw klas > Beeldspraak 1 - Woordenschat

timer
30:00

Slide 5 - Slide

Woordbetekenis

Slide 6 - Slide

Woordenschat 
Woordbetekenis

Als je in een tekst een woord tegenkomt dat je niet kent, kun je op verschillende plaatsen informatie vinden over de betekenis:
1. In het woord zelf.
2. In de context van het woord.
3. In het woordenboek of op internet.








Slide 7 - Slide

Woordbetekenis: In het woord zelf 
Wanneer je niet weet wat een woord betekent, kijk dan eerst of je de betekenis kunt afleiden. Misschien ken je wel een deel van het woord. Neem bijvoorbeeld het woord herproduceren. Het voorvoegsel her ken je van het woord herzien, het betekent opnieuw. Herzien betekent dat je iets opnieuw bekijkt. Wanneer je dit weet, kun je de betekenis makkelijker verklaren. Herproduceren betekent dat je iets opnieuw produceert, iets opnieuw maakt. 

Het Nederlands kent een groot aantal van deze voor- en achtervoegsels. Wanneer je de betekenis hiervan kent, zal dat helpen bij het herleiden van de betekenis van woorden. 

Slide 8 - Slide

Woordbetekenis: voor- en achtervoegsels:

Slide 9 - Slide

Woordbetekenis:
In de context van het woord 
Je kunt de betekenis van een woord achterhalen met behulp van de context, de omgeving van het woord. Vaak geeft de zin waarin het woord staat informatie over de betekenis. Lees daarom een stukje terug en een stukje verder, als je een moeilijk woord tegenkomt. Vaak wordt de betekenis daar uitgelegd, wordt er een voorbeeld gegeven of staat er een systeem (een woord dat hetzelfde betekend). 

We moeten de fiets herproduceren, omdat het model al uitverkocht was voordat er een nieuw model was ontwikkeld.

Als je niet weet wat herproduceren betekent, kijk je naar de context: We moeten de fiets..., omdat het model al uitverkocht was voordat er een nieuw model was ontwikkeld. De fiets was uitverkocht. Je kunt er dan al van uitgaan dat de fiets opnieuw gemaakt moet worden. Herproduceren betekend dus opnieuw maken. 

Slide 10 - Slide

Woordbetekenis: 
In het woordenboek of op internet
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, probeer je eerst achter de betekenis te komen door naar het woord zelf of naar de context te kijken. Weet je de betekenis nu nog niet, stel jezelf dan deze vraag: moet ik echt weten wat dit woord betekent om de hele tekst goed te begrijpen? Zo nee, dan kun je verder lezen. Zo ja, dan kun je de woordbetekenis opzoeken.

Hoe doe je dat? Je kunt het woord natuurlijk in een woordenboek opzoeken. Je kunt eventueel ook op internet zoeken om te zien of je daar de betekenis vindt. 

Slide 11 - Slide

Woordbetekenis: 
Stappenplan moeilijke woorden 
Stappenplan moeilijke woorden:

1. Bekijk het woord goed. Misschien lijkt het op een woord dat je kent. Misschien ken je een stukje van het woord. Bijvoorbeeld: in immuunziekte staat het woord ziekte. Je weet nu dat het over een ziekte gaat. 

2. Kijk naar de omgeving van het woord: lees een stukje terug en een stukje verder. Waar gaat de zin over? Waar gaat de alinea over? Kun je daaruit afleiden wat het woord betekend?

3. Weet je de betekenis nog niet? Moet je echt weten wat dit woord betekend om de hele tekst te begrijpen?
Zo ja > zoek het woord op in het woordenboek.
Zo nee > ga verder met het lezen van de tekst.

Slide 12 - Slide

Zelfwerktijd



  • MOTILE: Schooltaalwoorden

Studiemeter > Mbo-webshop > licenties starten > Motile > studieplan > jouw klas > Schooltaalwoorden

timer
30:00

Slide 13 - Slide

21-12: Lesdoelen



  • MOTILE: 2F:
    Beeldspraak 1 - Woordenschat
    Schooltaalwoorden

Slide 14 - Slide