Blok 4 - les 15 - voegwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

een voegwoord ........

1. Duidt bezit aan
2. Zegt wat iets doet of overkomt
3. Plakt twee zinnen aan elkaar

Welke zin heeft een voegwoord?

1. Jason heeft een laptop gekregen.
2. De vogel fluit een lied.
3. De telefoon gaat vaak vandaag.
4. Het is droog, dus we kunnen gaan.

Vul het juiste voegwoord in!

1. en
2. of
3. maar
4. want

lesdoel

Ik kan van twee zinnen één nieuwe zin maken en gebruik daarvoor een voegwoord.

Jan wil filmster worden.

Hij speelt graag toneel.

Jan wil filmster worden, want hij speelt graag toneel.

Maak van twee zinnen één lange zin en gebruik het voegwoord WANT

Ik eet graag drop.

Dat vind ik lekker.

Maak van twee zinnen één lange zin en gebruik het voegwoord DUS

Het regent hard.

Ik blijf thuis.

Welk voegwoord hoort op de lege plek?

Ik ga op vakantie, ....... mijn zus gaat niet mee.

1. dus
2. en
3. want
4. maar

Welk voegwoord hoort op de lege plek?

Mijn moeder gaat naar de stad ... ik ga mee.

1. dus
2. en
3. want
4. maar

Maak van één zin twee zinnen.

Mijn vader is agent, want hij wil je dieven vangen.

taal

Maak het werkblad en de 5 opdrachten.

Lees de opdrachten goed.

Jan wil filmster worden.

Hij speelt graag toneel.

Jan wil filmster worden, want hij speelt graag toneel.