Les 1 herhaling 1 vwo

Woensdag 29 januari
Welkom allemaal


1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woensdag 29 januari
Welkom allemaal


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Herhaling spelling 1vwo
Maak aantekeningen, zodat je het later terug kan lezen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter. 
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Aan het begin van een citaat.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletter bij namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Directe rede
Als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt, dan noemen we dat de directe rede

Hij zei dat hij met de trein ging. = indirecte rede
Hij zei: 'Ik ga met de trein.'  = directe rede




Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoofdletters bij citaat

Een citaat begint altijd met een hoofdletter.


Bijvoorbeeld

Selma zei: "Ik vond die film erg goed."

"Ik weet niet of ik dat durf!", gilde Sharon.




Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Let op!
Eindigt een woord op een enkele 
a, i, o, u, y
dan krijgt het meervoud -'s.
Dat is nodig om de klank gelijk te houden. 

oma - oma's (niet: *omas)
baby - baby's (niet: *babys)

Slide 7 - Slide

Benadruk dat de enkele 'e' hier niet tussen staat. Deze wordt aan het einde van een woord uitgesproken als stomme e en daar mag de -s direct achter. 
Meervouden spellen
Zet en achter het enkelvoud: aardbei → aardbeien; hand → handen; kerk → kerken.
Soms moet je nog iets extra’s doen:
de laatste letter verdubbelen: kruk → krukken; stal → stallen; vos → vossen;
een a, e, o of u weglaten: haar → haren; kreet → kreten; boog → bogen; vuur → vuren;
een f veranderen in een v: verblijf → verblijven; wolf → wolven;
een s veranderen in een z: prijs → prijzen; sluis → sluizen;
een a, e, o of u weglaten en een f veranderen in een v of een s in een z: slaaf → slaven; doos → dozen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vervolg meervoud ee-ie
Als het enkelvoud eindigt op ee, maak je het meervoud met s of met ën:
– dictee → dictees; ree → reeën; trofee → trofeeën.
Als het enkelvoud eindigt op ie, kijk je in het meervoud naar de klemtoon:
– als de klemtoon op de lettergreep met ie valt, dan voeg je ën toe: melodie → melodieën;
– als de klemtoon op een andere lettergreep valt, voeg je een s toe (traditie → tradities) of een n. In het laatste geval krijgt de e een trema (porie → poriën).

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
Cursus 7 spelling online paragraaf 1 herhaling 1 vwo
Maak opdracht 1 t/m 4
timer
10:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions