Veel docenten blijken het in de praktijk echter lastig te vinden om autonomie-ondersteuning te bieden aan leerlingen met lagere prestatieniveaus, een lagere sociaaleconomische status of een allochtone achtergrond. Zo is bijvoorbeeld in eerder onderzoek gevonden dat er docenten zijn die minder autonomie-ondersteunend zijn ten opzichte van deze leerlingen en op een meer controlerende en sturende wijze structuur bieden. Bij deze docenten ligt hieraan vaak de veronderstelling ten grondslag dat leerlingen met lagere prestatieniveaus, taalachterstanden, minder gemotiveerd zijn en daardoor minder goed in staat zijn om te gaan met autonomie (Hornstra e.a., 2015; Reeve, 2009). Vanuit SDT wordt echter aangegeven dat autonomie- ondersteuning ook voor zwakkere of minder zelfstandige of gemotiveerde leerlingen effectief is, mits docenten de juiste mate van structuur bieden (Jang, Reeve, & Deci, 2010). Het alternatief voor deze leerlingen is dus niet om meer controlerend of sturend te zijn, maar hen te voorzien van structuur binnen een autonomie-ondersteunende context (Vanhoof e.a., 2012).