6.2 Biotoop onder de loop

6.2 Biotoop onder de loop
blz. 157
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.2 Biotoop onder de loop
blz. 157

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Vorige les
Leerdoelen
Uitleg
Aan de slag 
Terugblik

Slide 2 - Slide

In welke 4 rijken kan je organisme indelen?

Slide 3 - Open question

Je ziet hiernaast 2 cellen. Van wie zijn deze cellen?
A
1=Schimmel 2=Bacterie
B
1=Schimmel 2=Dier
C
1=Bacterie 2=Schimmel
D
1=Bacterie 2=Dier

Slide 4 - Quiz

Je ziet hiernaast 2 cellen. Van wie zijn deze cellen?
A
3=Schimmel 4=Plant
B
3=Schimmel 4=Dier
C
3=Plant 4=Schimmel
D
3=Plant 4=Dier

Slide 5 - Quiz

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 157.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Slide 7 - Slide

Uitleg
Biotoop --> omgeving met juiste 
                         leefomstandigheden
Factoren --> omstandig heden uit 
                           de natuur

Abiotische factoren -->
 niet-levende omstandigheden
Biotische factoren -->
 levende omstandigheden
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 157.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren. 

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maak opdrachten 3, 4, 5 en 6 op blz. 112.

Klaar? bedenk zelf nog een biotoop en de bijbehorende biotische en abiotische factoren. 
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 157.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren. 
timer
5:30

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 157.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren

Slide 10 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Slide 11 - Slide

Uitleg
Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maak opdrachten 7, 8, 9, 11, 12 en 13 op blz. 113.

Klaar? maak opdrachten 10, 14 en 15 op blz. 114.
Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 
timer
6:30

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Slide 14 - Slide

Uitleg
biodiversiteit --> hoeveelheid verschillende organismen in een biotoop, hoe meer hoe groter.

Natuurontwikkeling --> maatregelen die worden genomen om de biodiversiteit te vergroten. 
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maak opdrachten 16, 17 en 18 op blz. 116

Klaar? maak opdracht 19 op blz. 117.
Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.
timer
5:00

Slide 16 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Slide 17 - Slide

Terugblikken

Slide 18 - Slide