2. ...sé con qué adjetivos hay que usar 'estar' y cuando 'ser'
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Los objetivos de esta semana
Después de esta semana...
1. ...sé qué es el subjuntivo
2. ...sé con qué adjetivos hay que usar 'estar' y cuando 'ser'
Slide 1 - Slide
Ser/estar con adjetivos
Slide 2 - Slide
Ser/estar con adjetivos
Ahora, haced: LE p. 48 ej. 10. Después, corregimos.
Slide 3 - Slide
Subjuntivo Aanvoegende wijs
Een werkwoordsvorm voor het uitdrukken van een wens, hoop, gevoel, verbod, advies, twijfel, angst, bezorgdheid en hypothetische/onzekere mogelijkheid.
> Ojalá que venga Pablo. Hopelijk komt Pablo. (wens/hoop)
> Me gusta que estés aquí. Ik vind het fijn dat je er bent. (gevoel)
> No creo que haya clase. Ik denk dat er geen les is. (twijfel)
De Subjuntivo volgt vaak na het woordje que. Vandaar 'aanvoegende wijs'.
Slide 4 - Slide
Subjuntivo: verbos regulares
Om een regelmatig werkwoord te vervoegen in de Subjuntivo, wissel je de uitgangen. Werkwoorden op -ar krijgen de uitgangen van de werkwoorden -er. En die op -er en -ir krijgen de uitgangen van de werkwoorden op -ar. Let op, ik = hijvorm.
> No quiero que comas esta manzana, dijo la bruja.Ik wil niet dat je deze appel opeet, zei de heks. (verbod)
Slide 5 - Slide
Subjuntivo: formas regulares
hablar
comer
vivir
yo
hable
coma
viva
tú
hables
comas
vivas
él/ella/usted
hable
coma
viva
nosotros
hablemos
comamos
vivamos
vosotros
habléis
comáis
viváis
ellos/ellas/ustedes
hablen
coman
vivan
Slide 6 - Slide
Subjuntivo: yo-irregular
Bij werkwoorden met een onregelmatige ik-vorm:
Neem je de ik-vorm van de Presente Indicativo.
Knip je de uitgang -o eraf.
Voeg je de Subjuntivo-uitgangen toe. Zie vorige slide.