Thema 4_les 4

Taal actief - thema 4 - les 4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Taal actief - thema 4 - les 4

Slide 1 - Slide

Tegenwoordige tijd
* Tegenwoordige tijd zijn gebeurtenissen die nu gebeuren.
* De tegenwoordige tijd is de tijd van nu.
Bijvoorbeeld:
* Wij leren wat de tegenwoordige tijd is.
* Wij bedenken zinnen die 
    in de tegenwoordige tijd staan.

Slide 2 - Slide

Verleden tijd
* Verleden tijd zijn gebeurtenissen die vroeger zijn gebeurd.
* De verleden tijd is de tijd van toen.

Bijvoorbeeld:
* Toen nam ik een pilletje.
* Opa bezeerde zijn hand.

Slide 3 - Slide

Wat is een werkwoord
* Een woord dat zegt wat iets of iemand doet.
* Aan een werkwoord kun je ook zien of iets nog bezig is of al is afgelopen.

Bijvoorbeeld:
* De zon schijnt.
* Gisteren scheen de zon

Slide 4 - Slide

Vandaag _________ ik mijn tiende verjaardag.
A
vierde
B
vier

Slide 5 - Quiz

Mijn buurvrouw Nel _______ haar tiende verjaardage in de oorlog.
A
viert
B
vierde

Slide 6 - Quiz

Ik ______ mijn gasten vandaag een groot stuk taart.
A
geef
B
gaf

Slide 7 - Quiz

Mijn buurvrouw Nel _______ elke gast toen een koekje van havermout.
A
gaf
B
geeft

Slide 8 - Quiz

De koekjes _______ toen heerlijk.
A
smaken
B
smaakten

Slide 9 - Quiz

Nu _____ ze van mijn verjaardagstaart.
A
smult
B
smulde

Slide 10 - Quiz

Wij hadden een onderduiker.

Slide 11 - Open question

Het gaat voor de zoveelste keer over de bezetting.

Slide 12 - Open question

Hij zat vaak hier, onder dit luik.

Slide 13 - Open question

Dan klopte het hart in onze keel.
Een ellende, geloof dat maar.

Slide 14 - Open question

Oei, als het luik dichtgaat, is het pikkedonker.

Slide 15 - Open question

Aan de slag!

Slide 16 - Slide