Les 52 meervoudsvormen

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Meervoudsvormen lesdoel:
 
* Je leert woorden met meervoud op 's, (e)n en bijzondere meervouden. 
* Aan het einde van de les kan je van een gegeven woord het meervoud opschrijven. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat is het meervoud
van baby?

Slide 9 - Mind map

In het meervoud schrijf je een zelfstandig naamwoord altijd met het lidwoord 'de': de meisjes
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

meervoud van laars is...
A
laarsen
B
laarzen

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van fotograaf?
A
fotograven
B
fotografen
C
fotogravven
D
fotograffen

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van penalty?

Slide 13 - Open question

Wat is het meervoud van mogelijkheid?

Slide 14 - Open question

Woorden die eindigen op: a, i, o, u of y krijgen in het meervoud een 's.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

In het meervoud verandert de 's' altijd in een 'z'.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud muis?
A
muisen
B
muissen
C
muizen
D
muizzen

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van collega?
A
collegas
B
collega's
C
collegaas
D
collegaa's

Slide 18 - Quiz

Schrijf onder elkaar de meervoudsvorm op van de volgende woorden: paraplu, baby, drempel, tafel, bureau, bacterie, stad, ei, drie, kaars, schip, niveau

Slide 19 - Open question

Wat is het meervoud
van 'keuze'?

Slide 20 - Mind map