This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Bonjour & bienvenue!
Slide 1 - Slide
Een leerdoel van vandaag:
- je herhaalt alle grammatica van leerjaar 1
Slide 2 - Slide
Frans: nu 5e taal van de wereld
Slide 3 - Slide
0
Slide 4 - Video
Frans in de wereld
Het Frans in 2050
Volgens de organisatie van Franssprekende landen, de Organisation Internationale de la Francofonie (OIF), spreken nu bijna 300 miljoen mensen Frans. Dat zullen er in 2050 700 miljoen zijn. 85 procent van hen woont in Afrika.
Slide 5 - Slide
Klas 2 loves Frans Quiz
20 vragen over de grammatica van vorig schooljaar. Wat weet je nog?
BONNE CHANCE!
Slide 6 - Slide
Q1: Wat is de stam van het regelmatige werkwoord "travailler"?
Slide 7 - Open question
Q2: Wat is de tu-vorm van het werkwoord 'travailler'?
A
tu travaille
B
tu travailles
C
tu travaillons
D
tu travaillez
Slide 8 - Quiz
Q3: Nu nemen we het ww 'donner'. Wat is de nous-vorm?
A
nous donne
B
nous donnes
C
nous donnons
D
nous donnez
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Q4: Wat betekent het onregelmatig werkwoord ALLER in het Nederlands?
Slide 11 - Open question
Q5: Wat betekent de zin: Je vais à Paris.
A
Ik ga naar Parijs.
B
Je gaat naar Parijs.
C
Hij gaat naar Parijs.
D
Wij gaan naar Parijs.
Slide 12 - Quiz
Q6: Jullie hebben ook de onregelmatige ww AVOIR en ÊTRE gehad. Wat betekenen die?
Slide 13 - Open question
Q7 Bij welk werkwoord horen deze vormen?
AVOIR (hebben)
ÊTRE (zijn)
Nous sommes
Je suis
Tu as
Vous avez
Ils sont
Elle est
On a
Nous avons
Il a
J'ai
Ils ont
Vous êtes
Slide 14 - Drag question
Q8: Uit welke twee woordjes bestaat de ontkenning in het Frans (niet/geen)?
Slide 15 - Open question
Q9: Wat is de plaats van de ontkenning? Je déteste les maths.
Slide 16 - Open question
Q10. Welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord is correct? La (grand) maison.
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes
Slide 17 - Quiz
Q11: Welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord is correct? La jupe (rouge).
A
roug
B
rouge
C
rougees
D
rouges
Slide 18 - Quiz
Q12: Zie onderstaande bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
mon
ton
son
ta
tes
mes
ses
ma
sa
Slide 19 - Drag question
Q13: Welke klopt? mijn vader = .............................
A
ma père
B
mon père
C
mes père
Slide 20 - Quiz
Q14: Welke klopt? Haar kinderen = ................................
A
son enfant
B
son enfants
C
sa enfants
D
ses enfants
Slide 21 - Quiz
Q15: Welk getal is SEIZE?
A
13
B
14
C
15
D
16
Slide 22 - Quiz
Q16: Welk getal is SOIXANTE-SIX?
A
57
B
66
C
76
D
67
Slide 23 - Quiz
Q17: Welk getal is QUATRE-VINGT-QUINZE
A
24
B
85
C
94
D
95
Slide 24 - Quiz
Q18 Welke vertaling hoort bij: Ik ben 13 jaar.
A
J'ai treize ans.
B
Je suis treize ans.
C
Je donne treize ans.
D
Je vais treize ans.
Slide 25 - Quiz
Q19 Wat is de juiste vertaling van.. Het is kwart voor drie.
A
Il est trois heures.
B
Il est trois heures et quart.
C
Il est trois heures et demie.
D
Il est trois heures moins le quart.
Slide 26 - Quiz
Q20 Wat is de juiste vertaling van.. Het is 20 over 12 's nachts.