H4.3 Lezen

4.2 Gedicht + 4.3 Lezen
Klascode

lqlct
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.2 Gedicht + 4.3 Lezen
Klascode

lqlct

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je kent de stijlfiguren antithese, paradox, herhaling en parallellisme
- Je weet wat een column is. 
- Je weet wat de nieuwe boekopdracht is.
Klascode

lqlct

Slide 2 - Slide

Woord van de week

De origine

Slide 3 - Slide

Start les. 
Stillezen 

Nieuw boek:

Je gaat een fictieopdracht maken naar aanleiding van een boek dat je hebt gelezen. Afhankelijk van
de eerder gelezen boeken dit jaar, zijn er voorwaarden verbonden aan je boekkeuze. Je leest dit
jaar drie boeken, waarvan één een young adult mag zijn en één een boek dat is vertaald naar het
Nederlands. Leg je boekkeuze voor aan je docent, zodat hij/zij kan kijken of het geschikt is.

Dus of een D-boek óf een volwassen boek. Daarvan mag één boek een vertaling zijn. 


timer
10:00

Slide 4 - Slide

Uitleg boekopdracht 3: 
mindmap


Opdracht in SOM!




Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat zijn stijlfiguren?

Het doelbewuste gebruik van één of meer woorden die afwijken van de gebruikelijke betekenis.

Dit om:

De aandacht te trekken, een punt te maken of iets te verduidelijken.


Slide 8 - Slide

Antithese
Tegenstelling: woorden of zinnen die een tegengestelde mededeling bevatten, staan bij elkaar.

Wij voeren geen bittere oorlog
onze wraak is zoet
Diana Ozon

Slide 9 - Slide

Paradox
'Schijnbare tegenstelling': tegengestelde begrippen worden toch aan elkaar verbonden. 

We moeten vechten voor de vrede.

Slide 10 - Slide

Wat is een antithese?
A
Een tegenstelling
B
Een versterkende betekenis
C
Een verzwakkende betekenis
D
Een schijnbare tegenstelling

Slide 11 - Quiz

In welke zin is er sprake van een antithese?
A
Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
B
Scheen er maar een beetje licht!
C
Doen is weten!
D
Dit is een lange, maar dunne plank.

Slide 12 - Quiz

Wat is een paradox?
A
Een tegenstelling
B
Een sterke betekenis
C
Een verzwakkende betekenis
D
Een schijnbare tegenstelling

Slide 13 - Quiz

In welke zin is er sprake van een paradox?
A
's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
B
Weinig alcohol kan te veel zijn.
C
Samen zijn is gezellig.
D
Uit dit kleine nestje kwamen genoeg vogels.

Slide 14 - Quiz

Herhaling
Woord of woordgroep wordt (vrijwel) ongewijzigd herhaald.

Ik wilde
Ik wilde dat je voor me stond,
op een zondagochtend,
op een zondagochtend tussen negen en elf
Karlijn Groet

Slide 15 - Slide

Parallellisme
-Een bepaalde zinsbouw komt steeds op dezelfde manier terug. -Beïnvloedt de vloeiendheid en het tempo van een gedicht.
Als hij slaapt, laat ik hem slapen
als hij eet, laat ik hem eten
als hij leest, praat ik hem niet
de oren van het hoofd
Sylvia Hubers

Slide 16 - Slide

Column
We lezen het informatiestukje over een column (blz. 29).

Slide 17 - Slide

Huiswerk

Opdrachten H4.3
14 en 15

Toetsen:

afrondende SO Grammatica
21 mei: boekopdracht 3 (mindmap) inleveren.
informatieve presentaties en discussie
repetitie hoofdstuk 4 en 5 (laatste testweek)





Slide 18 - Slide