1.c leesdoelen en leesmanieren

1.c Leesdoelen en leesmanieren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

1.c Leesdoelen en leesmanieren

Slide 1 - Slide

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Vorige les
5 min
-Leesdoelen
10 min
-Leesmanieren

-Oefenen


10 min

40 min


Slide 2 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
Het huiswerk was:

Hoofdstuk 1, Geletterdheid:

A. Van letters tot kennis + woorden blz. 9 OB
Maken: opdr. 3 t/m 5 OB

B. Woorden en hun betekenissen + woorden blz. 10
Maken: opdr. 1 t/m 6, 8 en 9 OB


Slide 3 - Slide

A. Van letters tot kennis

Slide 4 - Slide

B. Woorden en hun betekenissen

Slide 5 - Slide

B. Woorden en hun betekenissen

Slide 6 - Slide

B. Woorden en hun betekenissen

Slide 7 - Slide

B. Woorden en hun betekenissen

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet wat leesdoelen en leesmanieren zijn;
  • Je kan een leesmanier toepassen op een gegeven tekst;
  • Je kan uitleggen welke leesmanieren je gebruikt;
  • Je kan leesmanieren bewust inzetten als je informatie opzoekt of een tekst leest. 

Slide 9 - Slide

Welke woordraadstrategieën ken je nog?

Slide 10 - Mind map

Woordraadstrategieën
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt. Soms vraag je de betekenis, soms zoek je het op en soms gebeurt het vanzelf doordat je hersenen de betekenis uit de rest van de zin of text, de context, afleiden. 
Hier zijn strategieën voor:
Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat. 
Nanno is een ontzettende hypochonder want hij denkt de hele tijd dat hij erge ziektes heeft. 
Een hypochonder is iemand die denkt dat hij erge ziektes heeft. 
Er staat een synoniem in de buurt. 
Mijn vader was furieus, ik heb hem nog nooit zó kwaad gezien. 
Furieus betekend heel erg boos. 
Er staat een tegenstelling in de buurt. 
De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht. 
Negatief is tegengesteld van goede. Juist geeft dit aan. 
Het woord is een samenstelling.
Dit boek is een geesteskind van deze schrijver. 
Kind ken je. Geesteskind geeft aan dat het iets is wat de schrijver heeft voortgebracht. 
De betekenis is af te leiden uit een voor- of achtervoegsel. 
De docent klaagde over de inactieve houding van Anne. 
Actief ken je wel. Het voorvoegsel in- geeft een tegenstelling aan. 
Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal. 
Er is een sterk causuaal verband tussen de tijd die je besteed aan het leren voor een toets en het cijfer dat je ervoor haalt. 
Je herkent cause/because wat aangeeft dat het om een oorzaak gaat. 

Slide 11 - Slide

Leesdoelen en leesmanieren
Leesmanier
Leesdoel
Aanpak
Verkennend lezen
Ongeveer weten waar de tekst over gaat. 
Voorkennis activeren zodat je een tekst beter begrijpt.
Bekijk inleiding, titel, tussenkopjes, afbeeldingen en slot. 
Intensief lezen
De tekst in zijn geheel begrijpen.
Lees de tekst van begin tot eind. 
Studerend lezen
Belangrijke informatie in een tekst onthouden.
Ga actief met de stof aan de slag, bijvoorbeeld door vragen te bedenken bij de tekst of een samenvatting te maken. 
Zoekend lezen
Informatie over een bepaald onderwerp of het antwoord op een vraag vinden.
Bedenk goede trefwoorden en scan de tekst op aanwezigheid van die trefwoorden. 
Kritisch lezen
Inschatten of de informatie zal kloppen. 
Vraag je af of de auteur gelijk heeft en of het klopt wat hij zegt. 

Slide 12 - Slide

Welke leesmanier past het meest bij deze tekst?
A
grondig lezen
B
scannend lezen
C
zoekend lezen
D
kritisch lezen

Slide 13 - Quiz

Welke leesmanier hoort bij de afbeelding?
A
zoekend lezen
B
verkennend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
studerend lezen

Slide 14 - Quiz

Welke leesmanier hoort bij de afbeelding?
A
zoekend lezen
B
verkennend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
studerend lezen

Slide 15 - Quiz

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 1 paragraaf C, leesdoelen en leesmanieren opdracht 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10.
Hoe?
Oefenboek blz 16-17.
Handboek blz 60-61.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 9:50.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende week, zie Magister/Studiewijzer. 

Slide 16 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat leesdoelen en leesmanieren zijn.
Je kan een leesmanier toepassen op een gegeven tekst..
Je kan uitleggen welke leesmanieren je gebruikt.
Je kan leesmanieren bewust inzetten als je informatie opzoekt of een tekst leest. 

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide