This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
1.c Leesdoelen en leesmanieren
Slide 1 - Slide
Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Vorige les
5 min
-Leesdoelen
10 min
-Leesmanieren
-Oefenen
10 min
40 min
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Je weet wat leesdoelen en leesmanieren zijn;
Je kan een leesmanier toepassen op een gegeven tekst;
Je kan uitleggen welke leesmanieren je gebruikt;
Je kan leesmanieren bewust inzetten als je informatie opzoekt of een tekst leest.
Slide 3 - Slide
Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift.
Ga naar Google Classroom.
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden".
Daarin staan de antwoorden van 1.b woorden en hun betekenis.
Kijk je gemaakte opdrachten na.
Slide 4 - Slide
Welke woordraadstrategieën ken je nog?
Slide 5 - Mind map
Woordraadstrategieën
Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt. Soms vraag je de betekenis, soms zoek je het op en soms gebeurt het vanzelf doordat je hersenen de betekenis uit de rest van de zin of text, de context, afleiden.
Hier zijn strategieën voor:
Een woord wordt uitgelegd in de zin waarin het woord staat.
Nanno is een ontzettende hypochonder want hij denkt de hele tijd dat hij erge ziektes heeft.
Een hypochonder is iemand die denkt dat hij erge ziektes heeft.
Er staat een synoniem in de buurt.
Mijn vader was furieus, ik heb hem nog nooit zó kwaad gezien.
Furieus betekend heel erg boos.
Er staat een tegenstelling in de buurt.
De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht.
Negatief is tegengesteld van goede. Juist geeft dit aan.
Het woord is een samenstelling.
Dit boek is een geesteskind van deze schrijver.
Kind ken je. Geesteskind geeft aan dat het iets is wat de schrijver heeft voortgebracht.
De betekenis is af te leiden uit een voor- of achtervoegsel.
De docent klaagde over de inactieve houding van Anne.
Actief ken je wel. Het voorvoegsel in- geeft een tegenstelling aan.
Het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijvoorbeeld uit een andere taal.
Er is een sterk causuaal verband tussen de tijd die je besteed aan het leren voor een toets en het cijfer dat je ervoor haalt.
Je herkent cause/because wat aangeeft dat het om een oorzaak gaat.
Slide 6 - Slide
Leesdoelen en leesmanieren
Leesmanier
Leesdoel
Aanpak
Verkennend lezen
Ongeveer weten waar de tekst over gaat.
Voorkennis activeren zodat je een tekst beter begrijpt.
Bekijk inleiding, titel, tussenkopjes, afbeeldingen en slot.
Intensief lezen
De tekst in zijn geheel begrijpen.
Lees de tekst van begin tot eind.
Studerend lezen
Belangrijke informatie in een tekst onthouden.
Ga actief met de stof aan de slag, bijvoorbeeld door vragen te bedenken bij de tekst of een samenvatting te maken.
Zoekend lezen
Informatie over een bepaald onderwerp of het antwoord op een vraag vinden.
Bedenk goede trefwoorden en scan de tekst op aanwezigheid van die trefwoorden.
Kritisch lezen
Inschatten of de informatie zal kloppen.
Vraag je af of de auteur gelijk heeft en of het klopt wat hij zegt.