Grammatica 1

GRAMMATICA
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

GRAMMATICA

Slide 1 - Slide

Programma
  • Lezen
  • Quizziz
  • Lesdoelen
  • Herhalen
  • Theorie
  • Verwerking
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kan je een basiszin maken.
  • Aan het einde van de les weet je hoe je een zin in zinsdelen kan opdelen.
  • Aan het einde van de les heb je het onderwerp en werkwoordelijk gezegde herhaald.
  • Aan het einde van de les weet je wat het lijdend voorwerp is en hoe je deze in een zin kan aanwijzen.

Slide 4 - Slide

Wat was de basiszin?
Basiszin= wg + ow
''Er is een handeling'' + ''Wie voert deze uit?''
  • Finn schrijft.
  • David legt zijn boek neer. 




Slide 5 - Slide

Bedenk twee basiszinnen.

Slide 6 - Open question

Hoe zet je zinsdelen?
Delen waaruit een zin bestaat.
1. Vraagtest (zinsdelen bevragen)
2. Verplaatsingstest (kloppende zinsdelen voor pv)


Slide 7 - Slide

Hoe werkt de vraagtest?
  • Michael koopt vierentwintig oliebollen op de markt.
  1. Wie? Michael
  2. Wat? koopt
  3. Waar? op de markt

Slide 8 - Slide

Hoe werkt de verplaatsingstest?
  • Michael koopt vierentwintig oliebollen op de markt.
  1. Michael (koopt)
  2. Vierentwintig oliebollen (koopt)
  3. Op de markt (koopt

Slide 9 - Slide

Zet streepjes tussen de zinsdelen:
''Hij ligt elk jaar in het zwembad.''

Slide 10 - Open question

Wat is het ow & wg?
  • Onderwerp= wie/wat + pv?
  • Werkwoordelijk gezegde= alle werkwoorden in de zin

  • De docent deelt slechte cijfers uit.
  1. Wie deelt uit? --> de docent
  2. Alle ww'en? --> deelt uit

Slide 11 - Slide

Zoek het ow + wg:
''Mirthe loopt op school.''

Slide 12 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
  • Voorwerp/persoon die nodig is om de handeling uit te voeren = ondergaander (doen zelf niks)

De journalist interviewde om vijf uur
de minister-president.
Harmen en Cheyenne ruimden hun afval niet op. 

  • Wie/wat + gezegde + onderwerp

Slide 13 - Slide

Wie/wat is het lijdend voorwerp?
''De voetballers vroegen de scheidsrechter om blessuretijd.''
A
De voetballers
B
de scheidsrechter
C
vroegen
D
om blessuretijd

Slide 14 - Quiz

Verwerking
Wat? Opdrachten maken
Hoe? Learnbeat A & B(3.2) of opdracht 1 t/m 5
Hulp? Buur of docent
Tijd? vijf minuten voor het einde
Klaar? uitgedeelde opdracht/ander schoolwerk/lezen

Slide 15 - Slide