werkwoorden

Grammatica P1B
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica P1B

Slide 1 - Slide

Herhaling vorige les
- Verschil tussen letters, woorden en zinnen
- Zinsdelen

De vrouw/gaat/werken
De man/fietst/op straat

Slide 2 - Slide

Knip de zin:

De man loopt op straat.
A
De man / loopt op straat.
B
De / man loopt / op straat.
C
De man / loopt / op straat.
D
De man / loopt op /straat.

Slide 3 - Quiz

Lesdoelen
- Juist gebruik hij/zij (les 2)
- Gebruik hoofdletter en punt (les 3)
- Het meervoud van de persoon en het werkwoord (les 4)

Slide 4 - Slide

Zelfstandig maken les 2 en 3: Blz. 15, 16, 19


Samen nakijken

Slide 5 - Slide

Les 4: Met telefoon
Het meervoud van de persoon en het werkwoord

Slide 6 - Slide

fietsen
werken
lezen
denken
eten 
drinken
praten
zitten
schrijven
leren
rijden
kijken
horen
luisteren
zeggen
lopen
komen
rennen

Slide 7 - Slide

Welke werkwoorden ken jij?

Slide 8 - Mind map

fietsen
werken
lezen
denken
eten 
drinken
praten
zitten
schrijven
leren
rijden
kijken
horen
luisteren
zeggen
lopen
komen
rennen

Slide 9 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Ik                                            wij
je, jij                                       jullie
u                                              
hij                                           ze, zij
ze, zij

Slide 10 - Slide

kijken
Ik               kijk                              wij              kijken  
je, jij         kijkt                              jullie        kijken
u                kijk                             
hij              kijkt                            ze, zij        kijken
ze, zij        kijkt

Slide 11 - Slide

werkwoord: 3 vormen

Slide 12 - Slide

ik: (=ik-vorm)
kijken
fietsen
drinken
luisteren

Slide 13 - Slide

1 persoon, maar niet ik
ik-vorm + t
je, jij, u, hij, ze, zij
kijkt
fietst
drinkt
luistert



Slide 14 - Slide

meer personen; we, wij, jullie, zij
Hele werkwoord

kijken
fietsen
drinken
luisteren

Slide 15 - Slide

Let op!!
Je / jij achter het werkwoord: ik-vorm
kijk je ?
fiets je ?
drink je?
luister je ?

Slide 16 - Slide

Alleen of samen: Maken blz. 21 en 22
Samen nakijken

Slide 17 - Slide

Grammatica: werkwoorden en persoonwoorden

Slide 18 - Slide

Vorige les
- Juist gebruik hij/zij 
- Gebruik hoofdletter en punt 
- Het meervoud van de persoon en het werkwoord 

Slide 19 - Slide

Welke zijn meervoud? 
Waar schrijf je een +t?
Ik
Jij
Hij/zij

Wij
Jullie
Zij

Slide 20 - Slide

Jij achter het werkwoord: Geen t!
Ik loop - loop ik
Jij loopt - loop jij
Hij/zij loopt - loopt hij/zij

Wij lopen - lopen wij
Jullie lopen - lopen jullie
Zij lopen - lopen zij

Slide 21 - Slide

Les 5: Hij/het/zij;je/ we/ ze
Blz. 23

Slide 22 - Slide

Maken blz. 24 en 25
Samen nakijken

Slide 23 - Slide

drinken
ik_______

Slide 24 - Open question

drinken
jij _______

Slide 25 - Open question

(drinken)
_____ hij?

Slide 26 - Open question

drinken
wij

Slide 27 - Open question

denken
ik ______

Slide 28 - Open question

denken
hij ______

Slide 29 - Open question

denken
_______ jij?

Slide 30 - Open question

ruiken
wij _______

Slide 31 - Open question

ruiken
jij ______

Slide 32 - Open question

ruiken
hij _____

Slide 33 - Open question

luisteren
jij _________

Slide 34 - Open question

Luisteren
Ik __________

Slide 35 - Open question

luisteren
wij _________

Slide 36 - Open question

Vind jij werkwoorden maken
moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll