What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhalen zinnen maken/ het meervoud
Herhalen:
Zinnen maken 1-2-3
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
ISK
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhalen:
Zinnen maken 1-2-3
Slide 1 - Slide
Doel van vandaag:
Aan het einde van de les weet ik wat de 1-2-3 methode is.
Aan het einde van de les kan ik een makkelijke zin schrijven.
Rok
T-Shirt
Slide 2 - Slide
Schrijf in je rode map
1 Wie - 2 doet - 3 wat
1. Wie = De persoon.
Ik
Jij
Hij/Zij
Wij/Jullie/Zij
2. Doet = Het werkwoord.
loop
loopt
loopt
lopen
3. Wat = De rest van een zin.
naar school.
naar huis.
naar de sportzaal.
Slide 3 - Slide
Kies de persoon
Slide 4 - Slide
Ik loop naar school.
A
naar
B
loop
C
school.
D
Ik
Slide 5 - Quiz
Wij lopen naar de sportzaal.
A
lopen
B
naar
C
Wij
D
de sportzaal.
Slide 6 - Quiz
Kies het werkwoord
Slide 7 - Slide
Jij loopt naar huis,.
A
Jij
B
loopt
C
huis.
D
naar
Slide 8 - Quiz
Wij denken aan de juf!
A
Wij
B
denken
C
aan
D
de juf!
Slide 9 - Quiz
Kies de rest van de zin
Slide 10 - Slide
Wij kijken naar het bord.
A
Wij
B
kijken
C
naar
D
het bord.
Slide 11 - Quiz
Het kind speelt met een bal.
A
Het kind
B
speelt
C
met
D
een bal.
Slide 12 - Quiz
Maak zelf een zin!
Slide 13 - Slide
Maak een zin met de 1-2-3 methode.
Slide 14 - Open question
Maak een zin met de 1-2-3 methode.
Slide 15 - Open question
Les 4:
Het meervoud
Van de persoon en het werkwoord
Slide 16 - Slide
Doel van vandaag:
Aan het einde van de les weet ik hoe ik een persoon in meervoud kan schrijven.
Aan het einde van de les weet ik hoe ik een werkwoord in een meervoud kan schrijven
Rok
T-Shirt
Slide 17 - Slide
De persoon in meervoud zetten
De docent (1 persoon = Hij/Zij) - De docent
en
(2+ personen = Zij/Jullie)
De leerling (1 persoon = Hij/Zij) - De leerling
en
(2+ personen = Zij/Jullie)
Het kind (1 persoon = Hij/Zij) - De kinder
en
(2+ personen = Zij/Jullie)
Slide 18 - Slide
De persoon in meervoud zetten (Tips)
Als je een persoon in meervoud zet gebruikt je altijd
+en
.
Bij meervoud gebruik je altijd het lidwoord:
De
Slide 19 - Slide
Zet de persoon in meervoud:
'De man'
Slide 20 - Open question
Zet de persoon in meervoud:
'De vrouw'
Slide 21 - Open question
Zet de persoon in meervoud:
'De cursist
Slide 22 - Open question
Het werkwoord in meervoud zetten
Ik loop
Jij loopt
Hij loopt
Zij loopt
Wij lopen
Jullie lopen
Zij lopen
Slide 23 - Slide
Zet dit werkwoord in meervoud:
'Ik eet'
Slide 24 - Open question
Zet dit werkwoord in meervoud:
'Ik luister'
Slide 25 - Open question
Zet dit werkwoord in meervoud:
'Ik teken'
Slide 26 - Open question
Doel van vandaag: Hebben we het doel gehaald?
Aan het einde van de les weet ik hoe ik een persoon in meervoud kan schrijven.
Aan het einde van de les weet ik hoe ik een werkwoord in een meervoud kan schrijven
Rok
T-Shirt
Slide 27 - Slide
Maak de opdrachten in je rode schrift.
Kijk naar de opdrachten op het werkblad.
Maak opdracht 9-10-11 in je rode schrift. De opdrachten staan op het werkblad (niet op schrijven!!!)
Heb je een vraag? Doe je hand in de lucht.
Slide 28 - Slide
More lessons like this
werkwoorden
April 2023
- Lesson with
16 slides
Hebben en zijn
September 2024
- Lesson with
29 slides
NT2
Secundair onderwijs
Spelling: thema 3
2 days ago
- Lesson with
27 slides
Spelling
Lager onderwijs
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Werkwoorden in verleden tijd (klankveranderend en klankvast)
December 2023
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Basisgrammatica les 4
September 2024
- Lesson with
17 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
werkwoorden
November 2023
- Lesson with
20 slides
Groeipad
Secundair onderwijs
Basisgrammatica les 4
January 2024
- Lesson with
19 slides
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3