4.5 spelling

4.5 Spelling
  • Zwakke werkwoorden 
  • Verleden tijd  
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4.5 Spelling
  • Zwakke werkwoorden 
  • Verleden tijd  

Slide 1 - Slide

Bij zwakke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd.
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je door -de(n) of -te(n) achter de stam te zetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Zet de juiste pv in verleden tijd:
Mijn broer ....... (voetballen) vorig jaar in het eerste elftal.

Slide 4 - Open question

Zet de juiste pv in verleden tijd:
Laatst ....... (koppen) hij een bal het halve veld over.

Slide 5 - Open question

Zet de juiste pv in de verleden tijd:
Hij ............... (tackelen) wel vaak een tegenstander.

Slide 6 - Open question

Welke vervoeging in de verleden tijd is juist?
A
BLOZEN (tt): hij bloos, zij bloosten
B
LUSTEN (tt): hij lustte, zij lustten
C
VERVEN (tt): hij vierf, zij vierfden
D
REIZEN (tt) : hij rees, zij rezen

Slide 7 - Quiz

De verleden tijd van 'Ik sport' is:
(Schrijf ook IK erbij)

Slide 8 - Open question

De verleden tijd van 'Hij laadt' is:
(Schrijf ook Hij erbij)

Slide 9 - Open question

Dicteewoord 1

Slide 10 - Mind map

Dicteewoord 2

Slide 11 - Mind map

Dicteewoord 3

Slide 12 - Mind map

Dicteewoord 4

Slide 13 - Mind map

Huiswerk maandag 12 april
  • Afmaken 4.5
  • Maken Extra Spelling blz. 68 en 69
    (of Test Jezelf 4.5 in It's Learning)

Slide 14 - Slide