les 10- uitlegles 3

uitleglessen t.b.v. CE 3F NED
wo-vr   0mbA / 0mbB / 0MIA 
vandaag:
opbouw van de tekst, functies van tekstdelen, structuren, signaalwoorden en verbanden. 
boek A bij je?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

uitleglessen t.b.v. CE 3F NED
wo-vr   0mbA / 0mbB / 0MIA 
vandaag:
opbouw van de tekst, functies van tekstdelen, structuren, signaalwoorden en verbanden. 
boek A bij je?

Slide 1 - Slide

algemene mededelingen

  • p2 = ce
  • op do 9 februari 2023 doe je het examen
  • ter voorbereiding: analyse / 4 oefenexamens /generale
  • je maakt een opdracht voor studiepunten leerjaar 3
  • Iedere eerste les in de week = werkuur
  • Iedere tweede les in de week = uitleguur met eventueel tijd voor werken. 

neem elke tweede les boek A mee!!! 

Slide 2 - Slide

welke theorie weet je nog van de vorige uitlegles?

Slide 3 - Mind map

Leg het verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte uit.
Waar vind je het onderwerp (vaak)? 
Waar schrijft de schrijver de hoofdgedachte?
Hoe bepaalt het doel van de tekst de hoofdgedachte? 
Welke soorten teksten zitten er niet vaak in de examens? 
Welke soorten teksten wel? 
Wat bepaalt de betrouwbaarheid van een tekst? 

wil je hier meer over weten? boek A blz. 8

Slide 4 - Slide

De indeling van teksten
  • In een goed opgebouwde tekst bestaat er een logisch verband tussen de tekstdelen en heeft elk deel zijn eigen functie.
  • De schrijver schrijft de tekst volgens een vaste structuur. Deze herkennen helpt weer met het begrip over de tekst. (blz. 209)
  • Ook tussen zinnen en woorden zitten verbanden. 
  • De structuur kun je vaak al aan de opmaak herkennen. Je hoeft hiervoor de tekst niet te kunnen lezen.


Slide 5 - Slide

uit welke onderdelen bestaat een (goede) tekst

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

wat is géén functie van de lead?
A
de tekst samenvatten
B
de aandacht trekken
C
het doel van de schrijver aangeven
D
de hoofdgedachte van de tekst duidelijk maken

Slide 10 - Quiz

wat is géén functie van de inleiding?
A
de tekst samenvatten
B
de aandacht trekken
C
de aanleiding voor het schrijven geven
D
het onderwerp introduceren

Slide 11 - Quiz

vaste tekststructuren
Bij langere teksten is er vaak een vaste structuur. 
- vraag- antwoordstructuur                                                   -verklaringsstructuur
- aspectenstructuur                                                  -probleem-oplossingsstructuur
- verleden-heden-toekomststructuur                         -voor- en nadelen structuur
-argumentatiestructuur (denk aan je betoog)

Als je deze tekststructuren (her)kent, weet je ook wat de functie is van een alinea/tekstdeel. 
(zie blz. 209)

Slide 12 - Slide

Signaalwoorden en verbanden
signaalwoorden helpen je om een tekst beter te begrijpen. 
Ze geven een verband aan:
* tussen woorden in een zin:
* tussen twee zinnen
*tussen alinea's.
Tip: je kijkt altijd VOOR het signaalwoord om het verband te achterhalen
Als er gevraagd wordt naar verband tussen A1 en A2 dan zit het signaalwoord aan het begin van A2      

(zie blz. 208)

Slide 13 - Slide

LEREN!!!! blz. 208

Slide 14 - Slide

Opdracht 1:
Lees het tekstje op blz. 47 
onderstreep alle signaalwoorden die je ziet
klaar? bedenkt alvast welk verband erbij hoort

Slide 15 - Slide

Opdracht:
lees de tekst op papier samen
er komen zo vragen op je telefoon 

Slide 16 - Slide

wat is de belangrijkste functie van de titel van deze tekst?
A
de lezer vertellen op welke vraag de tekst antwoord geeft
B
de aandacht van de lezer trekken
C
de hoofdgedachte van de tekst noemen
D
het doel van de schrijver duidelijk makne

Slide 17 - Quiz

Wat is het doel van de schrijver?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen/betogen
D
activeren/overhalen

Slide 18 - Quiz

hoeveel oorzaken noemt de tekst in totaal voor het feit dat water slank maakt?
A
drie
B
vier
C
vijf
D
zes

Slide 19 - Quiz

Welke alinea's vormt/vormen het slot van deze tekst?
A
alleen 12
B
11 en 12
C
10 tm 12
D
9 tm 12

Slide 20 - Quiz

aan welk signaalwoord kun je dat zien? Welk verband hoort er bij dat signaalwoord?

Slide 21 - Open question

in de laatste zin van alinea 11 worden argumenten genoemd voor gewoon kraanwater ipv flessenwater. Hoeveel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quiz

Wat is het verband tussen alinea 11 en 12? aan welk signaalwoord zag je dat?

Slide 23 - Open question

Welke vaste tekststructuur heeft deze tekst?
A
aspectenstructuur
B
verklaringsstructuur
C
oorzaak-gevolg-structuur
D
argumentatiestructuur

Slide 24 - Quiz

Ik weet hoe ik vragen over functie van tekstdelen, tekststructuur, verbanden en signaalwoorden kan beantwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll