De Magie van Poëzie

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De Magie van Poëzie

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de kernbegrippen van poëzie benoemen en herkennen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over poëzie?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Evocatief
Evocatief betekent dat poëzie gevoelens en beelden oproept bij de lezer.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Alliteratie
Alliteratie is een stijlfiguur waarbij de beginmedeklinkers van woorden in een zin of versregel hetzelfde zijn.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ritme
Ritme is het regelmatige patroon van klank en accent in een gedicht.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Poetisch Taalgebruik
Poëzie maakt vaak gebruik van bijzondere woordkeuzes en beeldende taal.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Mimetische Functie
De mimetische functie van poëzie is het nabootsen of weergeven van de werkelijkheid.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Expressieve Functie
De expressieve functie van poëzie is het uiten van gevoelens en emoties.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Autonome Functie
De autonome functie van poëzie is dat het gedicht op zichzelf staat en geen andere functie heeft.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Poeticale Opvattingen
Poeticale opvattingen zijn de opvattingen en regels die dichters hebben over poëzie.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 15 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 16 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.