This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
Programma
Dagopening
Lezen
H13 opdrachten nakijken
H27 Werkwoordspelling
Slide 2 - Slide
Boek lezen
Slide 3 - Slide
Taalverzorging 27: spelling alle werkwoordsvormen
Doel: Je herhaalt de spelling van alle werkwoordsvormen .
Slide 4 - Slide
Welke 4 werkwoordsvormen ken je?
Slide 5 - Mind map
Vorige week heb ik mijn eerste leesboek gekocht.
Sleep het werkwoord naar de goede werkwoordsvorm toe.
pv
voltooid deelwoord
infinitief
gekocht
heb
Slide 6 - Drag question
3. Lees de zin hieronder. Zet de juiste werkwoordsvorm bij het bijbehorende werkwoord.
Let op: er kunnen werkwoordsvormen overblijven.
Lachend deed hij de deur voor haar open.
Infinitief
persoonsvorm (pv)
onvoltooid deelwoord
(vd)
voltooid deelwoord
Slide 7 - Drag question
Zal zij de zak chips weggegooid hebben?
Sleep het werkwoord naar de goede werkwoordsvorm toe.
persoonsvorm
voltooid deelwoord
infinitief
zal
weggegooid
hebben
Slide 8 - Drag question
Zal zij de zak chips weggegooid hebben?
Sleep het werkwoord naar de goede werkwoordsvorm toe.
persoonsvorm
voltooid deelwoord
infinitief
zal
weggegooid
hebben
Slide 9 - Drag question
Welke regel gebruik je bij het spellen van de pv tt?
Slide 10 - Open question
Jouw broertje (houden) toch van chocola? De juiste spelling van het werkwoord is:
A
houd
B
houdd
C
houden
D
houdt
Slide 11 - Quiz
In jullie klas is een nieuwe leerling voorgesteld die veel moeite heeft met de ww-spelling. Leg uit hoe de regel van 't kofschip x/'t sexy fokschaap werkt bij het spellen van het voltooid deelwoord.
Slide 12 - Open question
De baby heeft de hele middag naar zijn oppas ... (glimlachen).
A
geglimlachd
B
geglimlacht
Slide 13 - Quiz
Ik ben in mijn leven wel 3 keer ... (verhuizen)!
A
verhuist
B
verhuisd
Slide 14 - Quiz
Engelse werkwoorden Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
C
gepaintballt
D
gepaintbalt
Slide 15 - Quiz
(Engelse werkwoorden) Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 16 - Quiz
Vergelijk de volgende ww met elkaar in duo's: volleyballen, baseballen, handballen Wat kan je na het maken van de vorige vragen vertellen over deze ww en hun spelling bij het vervoegen?
Slide 17 - Open question
Engelse werkwoorden
Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.
Slide 18 - Quiz
(Engelse werkwoorden) Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete
Slide 19 - Quiz
Kies de juiste spelling van het werkwoord.
Hij ____ na zijn eindexamen door Azië reizen.
A
wilt
B
wil
Slide 20 - Quiz
Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling? Voordat ik een date heb gevonden, heb ik al veel ...
A
geswipt
B
geswipet
C
geswiped
Slide 21 - Quiz
Ik kan de regels van de ww-spelling goed toepassen
😒🙁😐🙂😃
Slide 22 - Poll
Oefenen
Maak vanH27 1 t/m 5. Werk in stilte. Als je klaar bent, ga je nog even lezen in je leesboek.
Slide 23 - Slide
Bespreken/Nakijken
Slide 24 - Slide
Ik kan de regels van de ww-spelling goed toepassen