7.1 Soorten + 7.2 Populaties dl 1

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Nectar H7 Soorten en populaties

Deze les: 

- §7.1 Soorten

- §7.2 Populaties (dl 1)

Huiswerk: 

- Opdracht 1 t/m 11 van §7.1

- Opdracht 13 t/m 17 van §7.2

§7.1 Soorten

Leerdoelen

1. Je herkent abiotische en biotische factoren

2. Je interpreteert gegevens uit ene tolerantiediagram

3. Je bepaalt de indeling van soorten in groepen op basis van hun wetenschappelijke soortnaam

Soort

Een groep organismen die zich onderling onderling geslachtelijk voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen

Naamgeving van soorten

1. Geslachtsnaam
   Dit wordt altijd met een hoofdletter aangegeven!
2. Soortnaam
   
3. Ondersoort (niet altijd!)
   Dit is zijn organismen van dezelfde soort die vaak in een ander gebied voorkomen en in uiterlijk verschillen van elkaar, maar niet genoeg om tot een eigen soort te worden gerekend

Ordening

Organismen worden bij elkaar gebracht in steeds grotere groepen

Hoe bepaal je welke organismen bij elkaar horen en welke niet?

Ordening

Wat ga je doen?

1. Lezen tekst op pagina 220 en 221
2. Maken opdracht 7 t/m 10

Tijd over?
Dan lees je alvast de tekst op bladzijde 219

Wat maakt een geschikte woonplek voor een organisme? 

Invloeden op organismen

Bedenk in een tweetal zoveel mogelijk biotische en abiotische factoren die je in de zee kunt vinden!

Tolerantie

Eventueel als herhaling §7.1
Kunnen soorten 3 en 4 in hetzelfde gebied leven?

Wie heeft het grootste tolerantiegebied?

Wie heeft hoogste optimumtemperatuur?

Leg uit hoe tolerantiegrenzen een van de redenen kan zijn voor het verdwijnen van soorten door klimaatverandering?

§7.1 Leerdoelen

1. Je herkent abiotische en biotische factoren
2. Je interpreteert gegevens uit een toleratiediagram
3. Je bepaalt de indeling van soorten in groepen op basis van hun wetenschappelijke soortnaam 

§7.2 Leerdoelen

1. Je vergelijkt de begrippen populatiegrootte en populatiedichtheid.
   
2. Je legt verband tussen de draagkracht van een gebied en de populatiegrootte.
   
3. Je verklaart de invloed van monoculturen en biologische landbouw op de biodiversiteit en populatiegrootte in een gebied.
   
4. Je beschrijft geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij planten.

Populatiedichtheid

Populatiegrootte

Veranderingen in populatiegrootte

Exoten

Organismen die zich hebben gevestigd in een land waar ze oorspronkelijk niet vandaan komen 

• Direct of indirect ingevoerd door de mens
• Kunnen zich onafhankelijk voortplanten!

Oostvaardersplassen

Grote aantallen paarden, runderen en edelherten houden het gras en riet kort 

Maar kunnen er ook teveel grazers in een gebied zijn? En welke problemen ontstaan dan?

Oostvaardersplassen

verspreiding halsbandparkiet

Draagkracht

Oostvaardersplassen

Uiteindelijk sterven elke winter de grote grazers in grote aantallen

Dat komt doordat er niet genoeg voedsel/ruimte is voor de populatiegrootte

Oostvaardersplassen

Boswachters schieten preventief een deel van de grote grazers dood

Wat zouden andere opties zijn?

§7.2 Leerdoelen (dl 1)

1. Je vergelijkt de begrippen populatiegrootte en populatiedichtheid
2. Je legt verband tussen de draagkracht van een gebied en de populatiegrootte 

Nectar H7 Soorten en populaties

Deze les: 

- §7.1 Soorten

- §7.2 Populaties (dl 1)

Huiswerk: 

- Opdracht 1 t/m 11 van §7.1

- Opdracht 13 t/m 17 van §7.2

In een achtertuin groeien de grassen 'Carex pendula' en 'Carex flacca'. Behoren deze tot dezelfde populatie?

1. Ja, want ze leven in hetzelfde gebied
2. Nee, het gebied is te klein voor een populatie
3. Ja, want het zijn beide grassen
4. Nee, want ze behoren niet tot dezelfde soort

Waardoor kon de Grauwe gans in Nederland een plaag worden?

1. alleen doordat er een overmaat aan voedsel is
2. alleen doordat er weinig predatoren in het gebied zijn
3. alleen doordat de ganzen maar een deel van het jaar in NL verblijven
4. alleen door het overmaat aan voedsel en het geringe aantal predatoren in het gebied

Welke soortnaam is correct geschreven?

1. pinus mugo
2. Pinus mugo
3. pinus Mugo
4. Pinus Mugo

1 = Betta pallifina,
2 = Crataegus splendens
3 = Betta splendens
Welke van deze drie soorten zijn het meest aan elkaar verwant?

1. 1 en 2
2. 2 en 3
3. 1 en 3
4. huh?

Leg uit hoe grote grazers ervoor zorgen dat soorten die in struiken en gras voorkomen verdwijnen in de Oostvaardersplassen.