H7 paragraaf 1 en 2

Hoofdstuk 7:
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7:

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Dus, waarom is het belangrijk om zoveel mogelijk verschillende soorten te behouden op aarde?
A
hoe meer soorten, hoe groter de weerstand van een ecosysteem
B
hoe meer soorten, hoe meer genetische diversiteit binnen een soort
C
hoe meer soorten, hoe makkelijker een soort kan verdwijnen
D
hoe meer soorten, hoe meer biodiversiteit

Slide 3 - Quiz

Lesdoelen 7.1
Je herkent abiotische en biotische factoren.

Je interpreteert gegevens uit een tolerantiediagram.
Je bepaalt de indeling van soorten in groepen op basis van hun wetenschappelijke soortnaam.

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 7.2
Je vergelijkt de begrippen populatiegrootte en populatiedichtheid.

Je legt verband tussen de draagkracht van een gebied en de populatiegrootte.
Je verklaart de invloed van monoculturen en biologische landbouw op de biodiversiteit en populatiegrootte in een gebied.
Je beschrijft geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij planten.


Slide 5 - Slide

7.1

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Is het tolerantiegebied van een organisme een biotische factor of een abiotische factor?
A
Altijd een biotische factor
B
Altijd een abiotische factor
C
Kan biotisch zijn, en ook abiotisch

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het voor een vis als de temperatuur onder zijn tolerantiegebied komt?
A
hij gaat meteen dood
B
hij kan niet meer voortplanten
C
hij gaat na een tijdje dood
D
hij heeft geen zin meer in biologie

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Het tweede deel van de wetenschappelijke naam is de soortnaam
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Twee olifanten hebben als wetenschappelijke namen: Loxodonta africana en Elephas maximus. Behoren deze tot dezelfde soort? En tot hetzelfde geslacht?
A
Wel dezelfde soort, niet hetzelfde geslacht.
B
Wel dezelfde soort, ook hetzelfde geslacht.
C
Niet dezelfde soort, niet hetzelfde geslacht.
D
Niet dezelfde soort, wel hetzelfde geslacht.

Slide 14 - Quiz

Twee vogels hebben de volgende wetanschappelijke naam: Gallus domesticus en Passer domesticus. Behoren deze tot dezelfde soort? En tot hetzelfde geslacht?
A
Wel dezelfde soort, niet hetzelfde geslacht.
B
Wel dezelfde soort, ook hetzelfde geslacht.
C
Niet dezelfde soort, niet hetzelfde geslacht.
D
Niet dezelfde soort, wel hetzelfde geslacht.

Slide 15 - Quiz

Uitleg bij vorige vraag
Wanneer de geslachtsnaam (1e naam) verschillend is, dan kunnen twee organismen al niet meer tot dezelfde soort behoren. De organismen uit de vorige vraag waren de tamme kip en de huismus. Beide domesticus (latijn voor 'in of rond het huis') maar verder heel verschillend!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Lesdoelen 7.2
Je vergelijkt de begrippen populatiegrootte en populatiedichtheid.

Je legt verband tussen de draagkracht van een gebied en de populatiegrootte.
Je verklaart de invloed van monoculturen en biologische landbouw op de biodiversiteit en populatiegrootte in een gebied.
Je beschrijft geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting bij planten.


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Op welke manieren houdt een biologische boer rekening met het milieu?
A
geen gebruik van pesticiden
B
werkt met natuurlijke kringlopen
C
dieren hebben vrije ruimte
D
dieren eten natuurlijk voedsel

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Monocultuur
Monocultuur: stuk land waar één soort gewas op wordt verbouwd.

Wat kan hier een nadeel van zijn?

Slide 22 - Slide

7.2

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

De aardappels in één veld zijn vaak een kloon. Welke uitspraak is dan waar?
A
Ze hebben allemaal ander DNA
B
Ze hebben allemaal exact hetzelfde uiterlijk
C
Ze zijn allemaal even vatbaar voor ziektes

Slide 26 - Quiz

Geslachtelijke voortplanting

Slide 27 - Slide

Bestuiving?
- stuifmeel komt op de stempel van de bloem

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Horen alle graskarpers in een vijver tot één populatie? En horen alle graskarpers in Nijverdal tot één populatie?
A
In een vijver wel, in Nijverdal niet
B
In een vijver niet, in Nijverdal wel
C
Beide wel
D
Beide niet

Slide 30 - Quiz

In mijn achtertuin groeien de grassen 'Carex pendula' en 'Carex flacca'. Behoren deze tot dezelfde populatie?
A
Ja, want ze leven in hetzelfde gebied
B
Nee, het gebied is te klein voor een populatie
C
Ja, want het zijn beide grassen
D
Nee, want ze behoren niet tot dezelfde soort

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

De populatie dichtheid van een bepaalde soort staat in de vorige slide. Welke soort kan dat zijn?

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide

2

Slide 35 - Video

00:09
Wanneer je evenveel damherten afschiet als er geboren worden, blijft dan de populatie even groot?
A
Ja, want je haalt er net zoveel weg als er bij komen
B
Nee, want er gaan ook herten dood door andere oorzaken
C
Nee, want er kunnen uit andere gebieden herten bij komen
D
Nee want er kunnen herten verhuizen naar een ander gebied

Slide 36 - Quiz

01:17
Klopt dat, wat die man zegt, dat er 'te veel' een mening is en geen feit? Leg uit.

Slide 37 - Open question

Afsluiting

Slide 38 - Slide