Woorden - les 3 - H.1.5

Woorden - Hoofdstuk 1.5
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woorden - Hoofdstuk 1.5

Slide 1 - Slide

Woorden - Hoofdstuk 1.5
Doelen:  
Herhalen:
- begrijp je de betekenis van 20 examenwoorden;
- begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten
- weet je wat een woordvierkant is
Na deze les:
- ken je vaste voorzetsels bij werkwoorden en in uitdrukkingen




Slide 2 - Slide

stappenplan moeilijke woorden

Slide 3 - Slide

Woordtrainer oefenen
Oefen met de examenwoorden uit hoofdstuk 1 via de woordtrainer in Talent

Slide 4 - Slide

Wat is de betekenis van 'de beroepsbeoefenaar'?
A
iemand die een bepaald beroep heeft
B
een andere mogelijkheid hebben
C
iemand met een eigen bedrijf
D
het personeelslid, iemand die ergens werkt

Slide 5 - Quiz

Wat is de betekenis van 'zich iets realiseren'?
A
iets wat je goed kunt
B
last hebben van
C
beseffen, zich bewust worden van iets
D
de ingeving, het idee

Slide 6 - Quiz

Wat is de betekenis van 'door de bomen het bos niet meer zien'?
A
zeggen dat iets klopt, toegeven
B
het geheel niet meer zien doordat er te veel informatie is
C
het vermogen om iets snel te begrijpen
D
een grote liefde voor iets

Slide 7 - Quiz

steeds iets anders doen, de variatie
1 het verloop
2 de vooruitgang
iets wat je goed kunt
de ontwikkeling


de vaardigheid


de afwisseling


Slide 8 - Drag question

Vaste voorzetsels
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  • slagen voor een examen; 
  • bijdragen aan het resultaat.





Slide 9 - Slide

Er zijn ook uitdrukkingen met een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  • ergens spijt van hebben;
  • akkoord gaan met het voorstel.

Slide 10 - Slide

De vaste voorzetsels kun je vinden in een woordenboek. Kijk dan bij het werkwoord of bijnhet belangrijkste woord in de uitdrukking.

Slide 11 - Slide

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.
Mijn baas heeft veel aandacht                            de vaste klanten.
__________
tegen
met
voor
aan
onder
boven
naar

Slide 12 - Drag question

Maken woorden 1.5  opdr. 15 t/m 18
timer
10:00
Klaar?
  • oefenen met woordentrainer
  • ander huiswerk

Slide 13 - Slide