Je kunt de woorden van de Lernliste N-D actief gebruiken.
Je kunt het werkwoord sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken
Slide 2 - Slide
Milan ist mein...
A
Schwester
B
Bruder
Slide 3 - Quiz
Fußball ist mein Hobby. Ich finde diesen Sport ....
A
schön
B
spielen
Slide 4 - Quiz
Finn hat eine ... Sie heißt Sophie.
A
groß
B
Schwester
Slide 5 - Quiz
Lesen
Kapitel 1: Paragraf C: Lesen
Buch:Aufgabe 8 & 9 besprechen (S.16)
--> Waar in de tekst heb je het antwoord gevonden?
--> Fout? = Verbeter de foute antwoorden en markeer in de
tekst waar het goede antwoord staat.
Zeit: 10 Minuten
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Personalpronomen
De persoonlijk voornaamwoorden zijn woorden die een persoon aanwijzen (bijv. ik, jij, hij, jullie). In het Duits zijn dit de persoonlijk voornaamwoorden.
Welke persoonlijk voornaamwoorden ken je in hetNederlands?
Slide 8 - Slide
Personalpronomen
In het Duits kennen we de persoonlijk voornaamwoorden:
Let op: 'sie' komt 3x voor! (zij, zij mv, u). U vorm is met hoofdletter.
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
u = Sie
ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
*men = man
Slide 9 - Slide
das Verb 'sein'
ik ben
ich bin
jij bent
du bist
hij/zij/het/men is
er/sie/es/man ist
wij zijn
wir sind
jullie zijn
ihr seid
zij zijn
sie sind
u bent
Sie sind
Het Duitse werkwoord ‘sein’ (zijn) is een belangrijk werkwoord. Het werkwoord kan je niet volgens een vaste regel vervoegen. De vormen van ‘sein’ moet je goed uit je hoofd leren!
Slide 10 - Slide
ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ
Slide 11 - Drag question
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ich ....
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 12 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
wir ...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
es ...
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ihr...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid
Slide 15 - Quiz
Paragraf D: Grammatik
Online:selbstständig machen: Aufgabe 10, 11, 12 (80% of >)