h4 Thema 4 Bs 1: Indeling van de levende natuur

Vandaag 
intro evolutie 
bs 1 indeling levende natuur
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Vandaag 
intro evolutie 
bs 1 indeling levende natuur

Slide 1 - Slide

Th4 Evolutie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Anorganische stoffen
Anorganische stoffen
Afkomstig uit levenloze natuur
Bijvoorbeeld: water, zuurstof,
koolstofdioxide, ijzer en zouten

Slide 4 - Slide

Organische stoffen
  • Bevatten altijd C (koolstof),  H (waterstof) en O (zuurdtof) atomen 
  • Komen voor in organismes / zijn afkomstig van organismes 
  • zijn meestal grote en ingewikkelde moleculen 

Slide 5 - Slide

organische stof
  • een producent is altijd een autotroof organisme
  • producenten (planten) maken van anorganische stof organische stof door fotosynthese

Slide 6 - Slide

organisch en anorganisch
Anorganische stoffen 
  • klein en eenvoudig gebouwd
  • bestaan maar uit een paar atoomsoorten
  • belangrijkste voorbeelden: O2, CO2, H2O, NO3-, N2 etc

Organische stoffen 
  • ingewikkelder van bouw
  • bestaan ten miste uit C, H en O atomen (vaak N en/of P en soms S en andere soorten)
  • zijn door organismen geproduceerd 
  • belangrijkse voorbeelden: glucose, zetmeel, aminozuren, eiwitten, DNA/RNA, chlorofyl

Slide 7 - Slide

organisch en anorganisch

Slide 8 - Slide

Heterotroof en autotroof 

Slide 9 - Slide

Autotroof





Planten zijn foto-autotroof: zij maken zelf organische stoffen (autotroof) met behulp van zonlicht (foto)
Anorganisch --> organisch

Slide 10 - Slide

Autotrofe bacterieën
Gebruiken licht of stoffen als energiebron bij assimilatie

  • Foto-autotroof: licht als energiebron
  • Chemo-autotroof: Stof als energiebron

Slide 11 - Slide

de definitie voor autotroof is
A
zelfvoedend
B
kan uit organische stoffen organische stoffen maken
C
kan uit anorganische stoffen organische stoffen maken
D
anders voedend

Slide 12 - Quiz

Leven ingedeeld in 3 domeinen

Bacteriën

Archaea

Eukaryoten

Slide 13 - Slide

 prokaryoot en eukaryoot
prokaryoot
  • Organismen zonder een echte celkern in de cellen
  • Altijd eencellig
  • Domeinen: bacteriën en archaea
eurkaryoot
  • Organismen met echte celkernen in de cellen
  • Vaak meercellig maar kunnen ook eencellig zijn
  • Domein: eukyaroten (rijken: schimmels, planten en dieren)

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Organismen kun je indelen in 3 domeinen: 
  • Archaea
  • Bacteriën
  • Eukaryoten
Eukaryoten kan je indelen in 4 rijken:
  • Protisten
  • Schimmels
  • Planten
  • Dieren

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Waaraan kan je cellen van een bacterie herkennen?
A
Die hebben geen celwand.
B
Die hebben geen celkern.
C
Die hebben geen celmembraan.
D
Die hebben geen cytoplasma.

Slide 19 - Quiz

Vier indelingscriteria zijn: celtype, celwand, het aantal cellen en de voedingswijze.
Leg met een voorbeeld uit dat op grond van deze vier criteria niet altijd is vast te stellen tot welk domein of tot welk rijk een organisme behoort

Slide 20 - Open question

Leg met een voorbeeld uit dat deze vier criteria in veel gevallen wel geschikt zijn om organismen in te delen.

Slide 21 - Open question

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen
  • Een domein (bv eukaryoten ) wordt ingedeeld in rijken 
  • Een rijk wordt ingedeeld in stammen 
  • Een stam wordt ingedeeld in klassen 
  • Een klasse wordt ingedeeld in ordes
  • Een orde wordt ingedeeld in families 
  • Een familie wordt ingedeeld in geslachten 
  • Een geslacht wordt ingedeeld in soorten 

Organismen kun je indelen in steeds kleineren groepen

Slide 22 - Slide

Binaire naamgeving

Soorten krijgen een wetenschappelijke naam: de binaire naamgeving.
  • Geslachtsnaam en soortaanduiding
  • Geslachtsnaam is voorop, met grote letter
  • Soortaanduiding is achterop, met kleine letter.
Bijvoorbeeld: Ursus arctos (bruine beer)

Slide 23 - Slide

Binaire naamgeving
Geslachtsnaam + soortsaanduiding (+ ontdekker)

2 soorten madeliefjes:
Bellis perennis L.
Bellis azorica L.

uit hetzelfde geslacht
uit de familie van de composieten
Carolus Linnaeus

Slide 24 - Slide

welke mezen zijn het meest aan elkaar verwant? 

Slide 25 - Slide

Ondersoorten
Engels: subspecies

Drie namen in Latijnse naamgeving

Derde naam geeft
 een variëteit aan

Slide 26 - Slide

Maken: 
Opdrachten: 3 t/m 7 + 9

Slide 27 - Slide

Opd 10) Drie organismen zijn: Salvia splendens, Betta splendens en Betta pallifina.

Welke twee organismen zijn het meest verwant? Leg je antwoord uit.

Slide 28 - Open question

Autotroof
Heterotroof
Kan zelf voedsel maken
Is afhankelijk van andere organismen voor voedsel
Fotosynthese
Bladgroenkorrels
Consument
Producent

Slide 29 - Drag question

Dierlijke cel
Prokaryoot
Eukaryoot
Meercellig
Eencellig
Celkern
Celwand
Autotroof
Heterotroof

Slide 30 - Drag question

Hoe delen wij het leven in?
A
2 Domeinen: Prokaryoten en Eukaryoten
B
3 Domeinen: Bacteriën, Archaea en Eukaryoten
C
4 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten en Schimmels
D
5 Rijken: Bacteriën, Dieren, Planten, Schimmels en Virussen

Slide 31 - Quiz