Taal thema 5 les 1

Taal thema 5 les 1 
Tekst
Dit mag je klaar leggen:

- Leeg blaadje en een pen
Log in bij lessonup!
1 / 20
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taal thema 5 les 1 
Tekst
Dit mag je klaar leggen:

- Leeg blaadje en een pen
Log in bij lessonup!

Slide 1 - Slide

Doel van de les
Ik leer de nieuwe themawoorden binnen thema 3 en aan het einde van de les laat ik zien dat ik 10 van de 12 woorden ken door middel van een quiz. 

Slide 2 - Slide

Waarom denk je dat je deze woorden zou moeten leren?

Slide 3 - Open question

Waarom leer je deze woorden?
Wanneer je nieuwe woorden leert, snap je de betekenis wanneer je teksten leest. 

Hoe meer woorden je kent, hoe meer je begrijpt van wat je leest.

Slide 4 - Slide

Deze woorden/zinnen ga je leren:

  • het briesje
  • de windhoos
  • de orkaan
  • het staal
  • het platina




  • Het aluminium
  • het zink
  • welgeteld
  • vergezeld gaan van
  • gebiologeerd
  • bedaard
  • Door merg en been

Slide 5 - Slide

mix en ruil
Op je witte blaadje schrijf jij op de voorkant het woord en op de achterkant de betekenis. Je loopt rond door de klas en legt uit welk woord je hebt en de betekenis daarvan. Je wisselt de blaadjes uit en zoekt een andere klasgenoot met een ander woord. 

Slide 6 - Slide

Wat betekent het briesje?
A
Proberen iets tegen te houden
B
Een harde storm
C
gemakkelijk en fijn
D
Een zacht fris windje

Slide 7 - Quiz

Wat betekent de windhoos...?
A
Een heerlijk weertje
B
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
C
Een ander woord voor een regenbui
D
Een wind die snel ronddraait en die heel sterk is

Slide 8 - Quiz

Wat betekent de orkaan?
A
eenvoudig
B
de buitenste laag van onze planeet
C
Een stuk van de aardkorst dat beweegt
D
Een heel harde storm

Slide 9 - Quiz

Wat betekent het staal?
A
een soort wol
B
Een tijd doorbrengen of een afstand afleggen
C
Een ring
D
Een mengsel van ijzer met een beetje koolstof

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het platina?
A
Een duur metaal met de kleur van zilver
B
Vanaf de zee of het meer het land in
C
Voorbijgaan. De tijd gaat voorbij.
D
Sterk genoeg zijn om iemand of iets aan te kunnen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent het aluminium?
A
De tijdsduur
B
Een ander woord voor folie
C
een licht, zilverkleurig metaal
D
Een ander woord voor goud

Slide 12 - Quiz

Wat betekent het zink?
A
Een bepaalde stof
B
Een blauwachtig, zacht metaal
C
Een ander woord voor een lange tijd
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 13 - Quiz

Wat betekent welgeteld?
A
Dat je het goed voor elkaar hebt
B
Nadat je het precies geteld hebt.
C
De staat waarin iemand of iets zich bevindt
D
Ergens naar toe gaan

Slide 14 - Quiz

Wat betekent vergezeld gaan van?
A
Regelmatig, vaak
B
Samen met...
C
Oplossen, ontcijferen
D
Een stuk van de aardkorst dat beweegt

Slide 15 - Quiz

Wat betekent de gebiologeerd?
A
Manier van denken
B
Als je ergens zo door geboeid bent dat je nergens anders meer op let.
C
Een ander woord voor biologie
D
De staat waarin iemand of iets zich bevindt

Slide 16 - Quiz

Wat betekent bedaard?
A
Het punt waar een iemand zich bevindt
B
Ergens heel goed in zijn
C
De wat de beslissing bepaalt
D
Rustig

Slide 17 - Quiz

Wat betekent door merg en been?
A
Ergens heel goed in zijn
B
De tijd gaat heel snel voorbij
C
Iets dat beweegt
D
Het is hard en naar om te horen

Slide 18 - Quiz

Hoeveel quizvragen (nieuwe themawoorden) had jij goed?
112

Slide 19 - Poll

Kan je aan de slag met de opdrachten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll