Unit 1 lesson 2

Previous lesson: Pancake Day
                    Let's watch the video together                                  
Your  charity ( goede doel) 
a. Naam?
b. Waarvoor zet dit goede doel zich in?
c. Waarom heb je voor dit goede doel gekozen?
d. Wat zou je teamnaam zijn?
e. Wat voor kostuum zouden je dragen?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Previous lesson: Pancake Day
                    Let's watch the video together                                  
Your  charity ( goede doel) 
a. Naam?
b. Waarvoor zet dit goede doel zich in?
c. Waarom heb je voor dit goede doel gekozen?
d. Wat zou je teamnaam zijn?
e. Wat voor kostuum zouden je dragen?

Slide 1 - Slide

LISTENING : paragraph 1.2 


Exercise 1:    Watch the video and listen to Thomas. He tells you something about his family and his school. 
Use your worksheet !!



Slide 2 - Slide

Lesson 2 Listening 
  1. Je begrijpt het wanneer anderen iets over zichzelf vertellen in het Engels
  2. Je leert woordjes die te maken hebben met school
  3. Je leert de persoonlijke voornaamwoorden in het Engels

Slide 3 - Slide


Check exercise 2  

                      Words 

Go to page 42 . Let's read together 





Slide 4 - Slide

Hoe leer je woordjes? 
  • woord voor woord,    (Ned - Eng  +  Eng - Ned)
  • vaak herhalen (maak een kaartenbakje van iedere unit) 
  •  woordjestrainer  online 
  • opschrijven in het Engels > spelling oefenen
  • Quizlet of WRTS


Slide 5 - Slide


Exercises  3 and 4:  Lost in Secondary School

Luistertip: lees voordat je gaat luisteren eerst de opdracht, zodat je weet waar je op moet letten.

Probeer tijdens het luisteren niet ieder woord te begrijpen. Concentreer je op de informatie die je zoekt.



Slide 6 - Slide

Listening skills?
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woordjes zoals ik, hij, zij, hun, jullie enz.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 8 - Slide

LET OP! HET ENGELSE WOORD 'I' SCHRIJF JE ALTIJD MET EEN HOOFDLETTER, OOK AL STAAT HET MIDDEN IN DE ZIN!
Dit zijn persoonlijke voornaam-
woorden die gaan over het ONDERWERP. Ze staan aan het begin van de zin.

Slide 9 - Slide

Exercise 5, page 14
Opdracht 5: lees Exiting First  Day en vul  de dikgedrukte voornaamwoorden in het blokje bij 5  in.

Alles goed? Ga door naar opdracht  6

Moeilijk? Volg de uitleg op het bord

Slide 10 - Slide

Homework
Exercises:  
6, 9, 10, 11 
Study  words

Slide 11 - Slide

The goal of our previous lesson was learning words like, I, you, he, she, it, we and they.
Do you understand this ?
Yes
No
Almost (bijna)

Slide 12 - Poll

Een persoonlijk voornaamwoord gebruik je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)
Ik          I am your teacher.                
Jij        You are 12 years old.             
 Hij       He is my brother.  
Zij        She is my friend.  één meisje, één vrouw, 
Het      It is sunny outside. 
Wij       We are classmates.  
Jullie   You are my best friends 
Zij        They are friends.  (meerdere personen)


Let op: 
my dad =  he 
my sister = she 
the laptop = it 
my friend and I =  we 
my sister and her friend = they 

Slide 13 - Slide

(hij )
.................. is 13 years old.
A
he
B
she
C
it

Slide 14 - Quiz

(zij - meervoud)
.................... are my friends.
A
she
B
they
C
you

Slide 15 - Quiz

(jullie)
........................ are my classmates.
A
you
B
we
C
she

Slide 16 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 17 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 18 - Quiz

Bezittelijk -> Van wie 
Een bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan
Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord .

This is my book
His family lives abroad
This is their game

Slide 19 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
My                ik                     My first name is  Ineke.
Your             jouw/uw      Your birthday is on 18 April.
His               zijn                  His phone number is 061234567
Her              haar                Her bike is in the garage.
Its                 van het         The laptop has to work when you press its reset button
Our              ons/onze       Our surname is Koolen.
Your             jullie, uw        Your friends are very nice.
Their           hun                   Students have to put their  phones in the bag .

Slide 20 - Slide

Bezittelijke vornaamwoorden

Exercise 9: welk bezittelijk voornaamwoord past hierbij ?


Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Check Homework
Exercises:  6, 9, 10, 11 
Well done? Do exercises 12 and 13 (or 14) online
Open Magister -> leermiddelen > All Right Max
Enter class code

Need more explanation? Follow presentation

Slide 23 - Slide

Work to do-> Friday  
Lesson 1.2:  exercises 12 and 13/14
Lesson 1.2: test jezelf

Lesson 1.3: exercises 1, 2, 3, 4, 5

Slide 24 - Slide

Word bingo
  • Teken een raster zoals deze
  • Schrijf 9 Nederlandse woorden op uit het rijtje Engels-Nederlands

Slide 25 - Slide