This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H1 t/m H3
Slide 1 - Slide
Wat is een mengsel?
A
Een zuivere stof
B
Een enkelvoudige stof
C
Een chemische reactie
D
Een combinatie van meerdere stoffen
Slide 2 - Quiz
Hiernaast zie je een mengsel. Wat is dit voor een soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie
Slide 3 - Quiz
Hiernaast zie je een mengsel. Wat is dit voor een soort mengsel?
A
Zuivere stof
B
Oplossing
C
Mengsel
D
Suspensie
Slide 4 - Quiz
Een mengsel van zout en water is een ............. mengsel
A
homogeen
B
heterogeen
Slide 5 - Quiz
Waarmee kan je de onderstaande stoffen aantonen?
Een gloeiend houtje vlamt erin op.
Wit kopersulfaat
Kalkwater
Aansteken, je hoort een 'blafje'
Waterstof
Water
Zuurstof
Koolstofdioxide
Slide 6 - Drag question
Je ziet moleculen volgens het deeltjesmodel afgebeeld. Is dit een mengsel of een zuivere stof?
A
Mengsel: bevat één soort moleculen
B
Zuivere stof: bevat één soort moleculen
C
Mengsel: bevat meerdere soorten moleculen
D
Zuivere stof: bevat meerdere soorten moleculen.
Slide 7 - Quiz
Tijdens een practicum krijgt Fenna 30 ml van een likeur. De likeur gaat ze destilleren. Ze vangt de alcohol op. In de tabel staan de alcoholpercentages van likeuren die tijdens het practicum worden gebruikt. Na het destilleren heeft zij 12 mL alcohol opgevangen. Welke likeur heeft Fenna gebruikt?
A
Amaretto
B
Grand marnier
C
Guignot
D
Licor 43
Slide 8 - Quiz
Hoe noem je de vaste stof die bij filtratie op het filter achterblijft?
A
bezinksel
B
filtraat
C
neerslag
D
residu
Slide 9 - Quiz
Scheidingsmethoden berusten op een verschil in stofeigenschappen. Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij filtreren?
A
deeltjesgrootte
B
dichtheid
C
kookpunt
D
smeltpunt
Slide 10 - Quiz
Je ziet een afbeelding van een destillatieopstelling. Bij destilleren vinden er twee faseovergangen plaats. In welk onderdeel is er sprake van condensatie?
A
2
B
8
C
4
D
10
Slide 11 - Quiz
Faseveranderingen 1 en 4 zijn
A
verdampen en stollen
B
condenseren en vervluchtigen=sublimeren
C
stollen en sublimeren
D
condenseren en stollen
Slide 12 - Quiz
Faseveranderingen 3 en 6 zijn
A
stollen en rijpen
B
smelten en (vervluchtigen) sublimeren
C
rijpen en verdampen
D
condenseren en stollen
Slide 13 - Quiz
Hoeveel verschillende stoffen zijn afgebeeld?
A
1
B
2
C
3
D
6
Slide 14 - Quiz
In een glas Cola van 150 mL is ongeveer 15,6 g suiker opgelost. Bereken de concentratie suiker in cola in g/L.
A
9,6 g/L
B
104 g/L
C
0,0096 g/L
D
0,104 g/L
Slide 15 - Quiz
Wat is een legering?
A
een mengsel van hout en metaal
B
een mengsel van kunststof en hout
C
een mengsel van verschillende houtsoorten
D
een mengsel van metalen
Slide 16 - Quiz
Huishoudazijn bevat 4 massa% azijnzuur. Hoeveel gram azijnzuur zit in een fles die 800 g huishoudazijn bevat?
A
4 gram
B
8 gram
C
16 gram
D
32 gram
Slide 17 - Quiz
Welke stoffen hebben een smelttraject?
A
Water
B
Azijn
C
Suikerwater
D
Rubber
Slide 18 - Quiz
Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee
Slide 19 - Quiz
Wat is het smeltpunt?
A
352 graden C
B
50 graden C
C
60 graden C
D
Kan je niet weten
Slide 20 - Quiz
Welke stoffen hebben een smelttraject?
A
Water
B
Azijn
C
Suikerwater
D
Rubber
Slide 21 - Quiz
Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee
Slide 22 - Quiz
Wat is het smeltpunt?
A
352 graden C
B
50 graden C
C
60 graden C
D
Kan je niet weten
Slide 23 - Quiz
Welke stoffen hebben een smelttraject?
A
Water
B
Azijn
C
Suikerwater
D
Rubber
Slide 24 - Quiz
Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee
Slide 25 - Quiz
Wat is het smeltpunt?
A
352 graden C
B
50 graden C
C
60 graden C
D
Kan je niet weten
Slide 26 - Quiz
Welke stoffen hebben een smelttraject?
A
Water
B
Azijn
C
Suikerwater
D
Rubber
Slide 27 - Quiz
Welke stoffen hebben een smelttraject?
A
Water
B
Azijn
C
Suikerwater
D
Rubber
Slide 28 - Quiz
Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee
Slide 29 - Quiz
Een zuivere stof heeft een smelttraject
A
Nee
B
Ja
C
Soms
D
Geen idee
Slide 30 - Quiz
Wat is het smeltpunt?
A
352 graden C
B
50 graden C
C
60 graden C
D
Kan je niet weten
Slide 31 - Quiz
Wat is het smeltpunt?
A
352 graden C
B
50 graden C
C
60 graden C
D
Kan je niet weten
Slide 32 - Quiz
Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.
Filtreren
Extraheren
Indampen
Bezinken
Deeltjesgrootte
Dichtheid
Kookpunt
Oplosbaarheid
Slide 33 - Drag question
Hoe geven we dit een reactie schema weer?
A
Beginstoffen --> reactieproducten
B
Reactieproducten --> beginstoffen
Slide 34 - Quiz
Is dit een juist reactie schema? ijzer + zuurstof -> ijzeroxide
A
Klopt helemaal
B
Klopt niet helemaal
Slide 35 - Quiz
geef de reactie schema van ijzerchloride dat splitst in ijzer en chloor
A
ijzer --> chloor en ijzerchloride
B
chloor ----> ijzer en ijzerchloride
C
ijzerchloride --> ijzer en chloor
D
ijzerdhloride ---> ijzerchloride
Slide 36 - Quiz
Oplossing
Suspensie
Emulsie
Slide 37 - Drag question
Koppel het plaatje aan het soort oplossing
Suspensie
Emulsie
Oplossing
Slide 38 - Drag question
Welke scheidingsmethode(n) is hier van toepassing?
Slide 39 - Open question
Wat staat er boven een blokschema?
A
de titel
B
stoffen die toegevoegd worden
C
eventuele tussenstappen
D
afval / gescheiden producten
Slide 40 - Quiz
Hoe noemen we deze scheidingsmethode?
Slide 41 - Open question
Om het vet uit pinda's te halen kun je het proces volgen zoals hiernaast in een blokschema staat. Welke scheidingsmethode is methode 3