4.2 argumenten

Formuleren van argumenten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Formuleren van argumenten

Slide 1 - Slide

Wat is een feit?
A
Informatie die gegeven wordt.
B
Informatie die je kunt controleren.
C
Informatie die je niet kunt controleren .
D
Informatie met een mening.

Slide 2 - Quiz

Bedenk een voorbeeld van een feit

Slide 3 - Open question

Wat is een mening?
A
Informatie die je kunt controleren.
B
Iets wat iemand vindt.
C
De reden waarom je iets vindt.

Slide 4 - Quiz

Bedenk een voorbeeld van een mening.

Slide 5 - Open question

Een mening is...
A
objectief
B
subjectief

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

 argument
Een argument geeft aan waarom je iets vindt. 
Hierdoor kun je een ander beter overtuigen. 

Slide 8 - Slide

Signaalwoorden argument
Een argument kun je vaak herkennen aan de signaalwoorden:
  • omdat 
  • want
  • daarom
  • namelijk

Slide 9 - Slide

debatteren 
Het publiek proberen te overtuigen door middel van argumenten. Denk bijvoorbeeld aan de Tweede Kamer. 

Slide 10 - Slide

voorbeeld: 
stelling: Mondkapjes moeten per direct worden afgeschaft.
Voor: Het is slecht voor je om een mondkapje te dragen. Mijn buurman heeft bijvoorbeeld astma en hij krijgt het heel benauwd.
tegen: Wanneer we geen mondkapje dragen, zal je veel sneller besmet worden. Dan komen er meer opnames in het ziekenhuis en is er geen plek meer voor andere patiënten.



Slide 11 - Slide

Opdracht 
  1. Kies een stelling van het blad. 
  2. Schrijf individueel minstens 2 argumenten voor en 2 argumenten tegen op en bedenk er voorbeelden bij.
  3. Je krijgt daar ongeveer 5 minuten de tijd voor.
  4. Ben je klaar dan kies je een ander stelling of bedenk je er zelf een 
  5. Klassikaal uitwisselen van de argumenten
  6. Eventueel debatteren. 

Slide 12 - Slide


Alcoholreclame moet verboden worden.

Slide 13 - Slide

Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.

Slide 14 - Slide

Zwarte piet moet verdwijnen. 

Slide 15 - Slide

Docenten moeten discussies over gevoelige onderwerpen, zoals geloof, vermijden in de les.

Slide 16 - Slide

Spelregels voor een goede discussie
  1. Laat elkaar uitpraten. 
  2. Luister naar elkaars argumenten. 
  3. Sta open voor elkaars mening. 
  4. Bestrijd argumenten op de inhoud, speel het niet op de persoon. 
  5. Haal er geen dingen bij die er niet bij horen. 

Slide 17 - Slide

maken
verder met GPS-opdrachten

Slide 18 - Slide