Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Verwijswoorden

Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

• Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.
  

Doel:

• In deze les leer je de regels voor het gebruik van verwijswoorden.
• In deze les leer je wat de veel voorkomende verwijswoorden zijn.

Verwijswoorden

De verwijswoorden dat, die en wat hebben we in de vorige paragraaf behandeld. Maar er zijn meer verwijswoorden.

De verwijswoorden waarmee, waaronder en waardoor verwijzen naar dingen.

Met wie, aan wie, door wie verwijzen naar personen.

Verwijswoorden samengevat

Kies het juiste verwijswoord:

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.

Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.

Er zijn nog 4 andere verwijswoorden.

die - deze - dat - dit

Lastige verwijswoorden

Er zijn ook een paar lastige verwijswoorden:

• dat of wat;
  
• waar + voorzetsel 
• voorzetsel + wie
• hen of hun; 

Hoe ziet de les er vandaag uit?

Onderwerp van deze les: verwijswoorden.

Uitleg verwijswoorden.

Zelf werken: oefeningen maken.

Zelf nakijken en afsluiting.

Verwijswoorden

Kies het juiste verwijswoord:

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

Signaalwoord

Verwijswoord

omdat 

dus

hoewel

en

hij 

zij

die

dat

Verwijswoord

signaalwoord

omdat 

dus

hoewel

en

hij 

zij

die

dat

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?

die

dit 

deze

dat

de-woorden

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?

dit

die

deze

dat

het-woorden

hebben 

een ticket

voor

verdiend.

gaan

dus

naar

de Olympische spelen.

te stellen

hopen

hoge eisen

aan het team.

verwijswoord

verwijswoord

verwijswoord

Zij

Daar

ze

De Nederlandse voetballers

Rio de Janerio

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Signaalwoord

Verwijswoord

omdat 

dus

hoewel

en

hij 

zij

die

dat

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.

deze

die

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden ken je nu?

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

Verwijswoorden samengevat

Kies het juiste verwijswoord:

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

Nu ga je deze theorie toepassen

Maak werkboekopdrachten 1 t/m 6, blz. 311 t/m 313 (verwijzen)

Kijk de gemaakte opdrachten ZELF na m.b.v. het antwoordblad

Houd rekening met roosterwijziging 

vanaf maandag 2 december

•  NED van 14:30-15:30 uur
• LOB van 15:30-16:30 uur (1e half uur klassikaal/2e halfuur voor individuele gesprekken)