240208 formuleren §3 + creatief schrijven 2

Welkom H1e!
Deze spullen heb ik nodig:

  • werkboek
  • iPad
  • leesboek
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom H1e!
Deze spullen heb ik nodig:

  • werkboek
  • iPad
  • leesboek

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §2 herhalen (10 min)
  3. Formuleren §3 uitleg + oefenen (20 min)
  4. Creatief schrijven > wat klopt er niet? (12 min)
  5. Creatief schrijven > oefening 2 (15 min)
  6. Les afronden (5 min)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leerdoel

Ik kan verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden/voegwoorden te gebruiken.

Je mag nog spieken: bladzijde 232 in je boek.

Slide 3 - Slide

Welk voegwoord past er op de puntjes?

Ik heb mijn kamer opgeruimd, ...... ik van mijn moeder naar het schoolfeest mag.

Slide 4 - Open question

Ik heb mijn kamer opgeruimd, zodat ik van mijn moeder naar het schoolfeest mag.

Welk verband zit er tussen de twee zinnen?

Slide 5 - Open question

Welke voegwoorden passen er op de puntjes?

..... deed ik graag spelletjes, maar .... niet meer.

Slide 6 - Open question

VROEGER deed ik graag spelletjes en NU niet meer.

Welk verband zit er tussen de twee zinnen?

Slide 7 - Open question

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §2 herhalen (10 min)
  3. Formuleren §3 uitleg + oefenen (20 min)
  4. Creatief schrijven > wat klopt er niet? (12 min)
  5. Creatief schrijven > oefening 2 (15 min)
  6. Les afronden (5 min)

Slide 8 - Slide

Leerdoel

Ik weet wat vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden zijn.

Ik kan op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen.

Slide 9 - Slide

Ik weet wat vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden zijn.
Het-woorden
Het boek
Het liedje
Het feest

  • Het leuke feest
  • Een leuk feest
De-woorden
De kast
De laptop
De droom

  • De grote kast
  • Een grote kast

Slide 10 - Slide

Leerdoel

Ik weet wat vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden zijn.

Ik kan op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen.

Slide 11 - Slide

Wat klopt er niet?
  • Het meisje die daar loopt, is erg sportief.

  • In Nederland spreken we Nederlands? Doen we deze al lang?

  • De vorige afspraak ging niet door, maar dat moet echt doorgaan.

Slide 12 - Slide

Ik kan op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen.
  • Het-woorden (het boek, het meisje, het feest) = dit / dat
    Het meisje dat daar loopt, is aardig.

  • De-woorden (de oplader, de kapper, de jongen) = deze / die
    De oplader die daar ligt, is van mij.

  • Terugverwijzen naar een werkwoord = dit / dat
    Mijn broer eet graag snoepjes en ik doe dat/dit (snoepjes eten) ook graag.

Slide 13 - Slide

Opdracht 1 (blz. 234)

Slide 14 - Slide

Oefenen
Opdracht: 
Werk online:
Cursus 6 - formuleren §3 - opdracht 1 t/m 4

Houd  je aantekeningen erbij!

Hoe: Kijk naar het stoplicht: rood = alleen, oranje = zachtjes overleggen
Wat: iPad + werkboek
Klaar? Lees uit je boek






timer
20:00

Slide 15 - Slide

Pauze
timer
3:00

Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §2 herhalen (10 min)
  3. Formuleren §3 uitleg + oefenen (20 min)
  4. Creatief schrijven > wat klopt er niet? (12 min)
  5. Creatief schrijven > oefening 2 (15 min)
  6. Les afronden (5 min)

Slide 17 - Slide

Oefenen
De opdracht in tweetallen:
Elk tweetal krijgt een verhaaltje (van iemand uit de klas). Wat klopt er niet en waarom niet?

  1. Kloppen de zinnen? Staan de punten op de juiste plek?
  2. Zijn de juiste voegwoorden gebruikt?
  3. Missen er nog ergens hoofdletters?

De opdracht in viertallen:
Bespreek in viertallen nu opnieuw bovenstaande punten. Hebben jullie hetzelfde gevonden?
 





timer
4:00

Slide 18 - Slide

Wat hebben jullie gevonden?
Simon is een jongen hiernaast 12 jaar. en hij ging naar de alpen met ze gezin in een mooi klein huisje. Maar er waren spoken in het huis . Ze gingen ff uitpakken . En daarna viel er iets maar ze troken er niks van aan ze dachten dat het de wind was. Ze gingen lekker uiteten bij een mooi restaurant. De volgende dag gingen ze naar feestje van ze neef hij was 18 geworden . Dus het was een heel mooi feest wel met een beetje veel alchohol . Iedereen werd dronken en iedereen was blij.

Slide 19 - Slide

Wat hebben jullie gevonden?
De jongen van hiernaast is met zijn familie op het strand.
Hij gaat met zijn familie op een boot, maar word een beetje zee ziek, maar zo erg was het nog niet
Maar na 1 uur op weg werd het heel erg.
toen was hij heel erg ziek, als of hij gif had op gedronken.
Dus hij rende naar de toilet en rende.
Maar hij werd lichtjes in zijn hoofd.
Maar hij viel flouw op eens.
Toen hij wakker werd was hij opeens in het ziekenhuis.
De dokter zei dat hij bijna was overleden, maar water ambulance was er op het nippertje.

Slide 20 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Vrij lezen (10 min)
  2. Formuleren §2 herhalen (10 min)
  3. Formuleren §3 uitleg + oefenen (20 min)
  4. Creatief schrijven > wat klopt er niet? (12 min)
  5. Creatief schrijven > oefening 2 (15 min)
  6. Les afronden (5 min)

Slide 21 - Slide

Creatief schrijven
Opdracht:
  • Typ een verhaal van minimaal één A4-tje. 
  • Je maakt het verhaal in Word.
  • We werken hier morgen verder aan (het hoeft vandaag dus niet af).
  • Houd je verhaal net! Geen gescheld of opgepaste onderwerpen.

Je let op:
  • Goed gebruik van punten en komma's.
  • Afwisseling in korte en lange zinnen.
  • Het gebruik van voegwoorden
  • Het gebruik van verwijswoorden (die/dit/dat/deze)

 





timer
12:00

Slide 22 - Slide

Is mijn leerkracht een robot?

Robots lijken steeds meer op echte mensen. In 2050 kun je het verschil tussen robots en mensen bijna niet meer zien. Jij denkt dat je leerkracht een robot is, maar je weet het nog niet zeker. Hoe kom je erachter of het inderdaad zo is? En wat gebeurt er dan?
De kapotte tijdmachine.

In 2050 hoef je geen geschiedenis-boeken te lezen, want je gaat gewoon met de hele klas terug in de tijd. Zo kun je zelf zien wat er vroeger gebeurde. Je hebt net met je klas een tijdreis gemaakt, maar dan gaat het mis. De tijdmachine gaat kapot. In welke tijd zit je, en waar? Wat nu?

Slide 23 - Slide

Les afronden
  1. Wat heb je geleerd deze les?
  2. Hoe vond je dat het ging?
  3. Wat wil je volgende les nog leren? 

Slide 24 - Slide