This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
www.cambiumned.nl
www.jufmelis.nl
www.redekundig.nl
It's Learning : vak Nederlands proeftoets maken
3. Filmpjes om naar te kijken
Slide 1 - Slide
Lees de zin hieronder. 1 Benoem het gezegde.
Die film blijkt leuk.
A
Blijkt = wwg
B
Blijkt leuk = nwg
Slide 2 - Quiz
Voor de wedstrijd heb ik een dutje gedaan. Benoem het gezegde
A
heb gedaan = wwg
B
heb een dutje gedaan= nwg
Slide 3 - Quiz
Zijn jullie nieuwsgierig naar het einde van het verhaal?
Benoem het gezegde
A
zijn nieuwsgierig = nwg
B
zijn = wwg
Slide 4 - Quiz
Lees de zin hieronder. Noteer de bijvoeglijke naamwoorden. Duurzame kleding blijft lang mooi.
A
duurzame, lang, mooi
B
duurzame, lang
C
duurzame, mooi
D
duurzame
Slide 5 - Quiz
Lees de zin hieronder. Benoem de telwoorden. Een derde van de ondervraagden heeft bij het referendum gestemd, voor veel mensen was het de eerste keer. Een derde =
A
bepaald hoofdtelwoord
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald rangtelwoord
Slide 6 - Quiz
Benoem het voegwoord. Ik train elke dag zodat ik in vorm ben voor de marathon.
A
zodat = nevenschikkend voegwoord
B
zodat = onderschikkend voegwoord
Slide 7 - Quiz
Benoem het voegwoord.
Zullen we zelf koken of wil je liever iets bestellen?
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 8 - Quiz
Maak een zin met het onderschikkende voegwoord omdat, een koppelwerkwoord en een onbepaald rangtelwoord.
Slide 9 - Open question
Maak er een samenstelling van geboorte + cijfer =
A
geboortecijfer
B
geboortencijfer
Slide 10 - Quiz
Welk woord is juist gespeld?
A
secondewijzer
B
secondeswijzer
C
secondenwijzer
Slide 11 - Quiz
Welk woord is juist gespeld?
A
hondehok
B
hondenhok
Slide 12 - Quiz
Hieronder staan vier woorden. Noteer de woorden korter. Gebruik zo nodig een weglatingsstreepje. 1 wijnglazen en bierglazen - … 2 lichte dagen en donkere dagen - … 3 sneeuwballen en sneeuwpoppen - … 4 dunbevolkt en dichtbevolkt - …
Slide 13 - Open question
Noteer de juiste spelling Maak er een verkleinwoord van. A4
A
A4tje
B
A4'tje
C
A4-tje
D
A-4tje
Slide 14 - Quiz
Noteer het juiste meervoud. Hobby
A
Hobbies
B
Hobby's
C
Hobbys
D
Hobbie's
Slide 15 - Quiz
Noteer de juiste bezitsvorm. De tas van Marloes. Marloes......
A
Marloes'tas
B
Marloes's tas
Slide 16 - Quiz
Lees de twee zinnen hieronder. Noteer de betekenis van het onderstreepte woord in elke zin.
1. Het is niet mijn intentie om het laat te maken vanavond.
2. De talkshows op televisie worden over het algemeen gedomineerd door mannen.
A
idee, gespeeld
B
bedoeling, gespeeld
C
idee, overheerst
D
bedoeling, overheerst
Slide 17 - Quiz
In alinea 2 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak – tegenstelling. 1 Noteer dit signaalwoord.
Dat gaat wel anders dan in de ruimte. In het bassin kunnen de astronauten hun eigen gewicht nog voelen. Ze merken of ze op hun kop staan of niet. Ook oefent het water weerstand uit, wat in de ruimte niet gebeurt. De onderwatertraining is dus niet ideaal, maar wel onontbeerlijk.
A
maar
B
ook
C
Dat
D
wat
Slide 18 - Quiz
IJs eten zonder brainfreeze (1) Het is heerlijk, maar de plakkerige handen die je krijgt als alles langs je hoorntje druipt, kun je missen als kiespijn. Dat vindt Robert Collighnon ook. De Amerikaan maakt biologische ijsjes die niet smelten. Hij is geïnspireerd door gevriesdroogd ijs voor astronauten.
(2) Gevriesdroogd ijs is ooit uitgevonden voor astronauten. Bij vriesdrogen wordt het water uit het ijs gehaald.
Op welke manier zijn de alinea’s 1 en 2 met elkaar verbonden?
A
signaalwoord
B
herhaling
C
aankondigende zin
D
overgangszin met verwijzing
Slide 19 - Quiz
Waarom trainen astronauten onder water?
(1) Ter voorbereiding op een ruimtereis trainen astronauten onder water om gewichtloosheid te simuleren. Voordat de astronauten het water ingaan, krijgen ze een kopie van het echte ruimtepak aan. Het pak is verzwaard, wat zorgt voor een neutraal drijfvermogen. Dat wil zeggen dat de astronauten stabiel in het water liggen en vrij rondzweven. In deze toestand moeten ze werktuigen hanteren om modules te monteren of onderhouden. (2) Dat gaat wel anders dan in de ruimte. In het bassin kunnen de astronauten hun eigen gewicht nog voelen. Ze merken of ze op hun kop staan of niet. Ook oefent het water weerstand uit, wat in de ruimte niet gebeurt. De onderwatertraining is dus niet ideaal, maar wel onontbeerlijk. Op welke manier zijn de alinea’s 1 en 2 met elkaar verbonden?