quiz tijdvak 1 t/m 4

Tijdvak 1 t/m 4
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Tijdvak 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Welk verschijnsel was geen gevolg van het ontstaan van de eerste steden?
A
schrift
B
sociale verschillen
C
landbouwoverschot
D
specialisatie

Slide 2 - Quiz

Bij welke samenleving uit tijdvak 1 past deze afbeelding?
A
jagers-verzamelaars
B
landbouwsamenleving
C
landbouw-stedelijke samenleving
D
stedelijke samenleving

Slide 3 - Quiz


A
Egypte ligt bij A
B
Egypte ligt bij B
C
Egypte ligt bij C
D
Egypte ligt bij D

Slide 4 - Quiz

Wie stond in Egypte bovenaan in de standenmaatschappij?
A
De koning
B
De zonnegod Ra
C
De farao
D
De rivier de Nijl

Slide 5 - Quiz

Wat is romanisering?
A
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken.
B
Een tijd van rust en vrede voor het Romeinse rijk
C
Het vereren van de Romeinse keizer
D
Het veroveren van Romeins gebied

Slide 6 - Quiz

1
2
3
4
5
Democratie wordt ingevoerd in Athene
Christenen worden gekruisigd in Romeinse Rijk
Landbouw  revolutie
Steeds meer volken vallen Romeinse Rijk binnen
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl

Slide 7 - Drag question

Hoe noemen we iemand die het christelijk geloof verspreid?
A
een bekeerling
B
een missionaris
C
een gekerstende
D
een missieheer

Slide 8 - Quiz

welk stelsel?
A
hofstelsel
B
feodalisme
C
domeinstelsel
D
leningstelsel

Slide 9 - Quiz

Welke uitspraak over het hofstelsel klopt niet?
A
Horigen woonden op het domein van een heer of abt
B
De horigen waren leenmannen van de heer of abt
C
De horigen werden beschermd door de heer
D
De horigen verrichten herendiensten en betaalden in natura

Slide 10 - Quiz

Wat zijn herendiensten eigenlijk?
A
diensten van een heer
B
klusjes die de horige boer doet voor de landheer
C
dat landheren de leenheer moeten gehoorzamen
D
kerkdiensten alleen voor heren

Slide 11 - Quiz

Wat betekent autarkisch?
A
Op dezelfde plek wonen
B
Dat je enorm sterk bent.
C
Rondtrekken en handel drijven met andere steden
D
Leven van de eigen opbrengst en weinig contact met de buitenwereld

Slide 12 - Quiz

Noem de drie standen die in tijdvak 4 onstaan
A
Horigheid - Adel - Geestelijkheid
B
Geestelijkheid - Adel - Burgerij
C
Burgerij - Ambtenarij - Adel
D
Horige boeren - Vrije boeren - Landheer

Slide 13 - Quiz

wat was geen oorzaak voor de herleving van de landbouw-stedelijke samenleving?
A
Verbeteringen in de landbouw
B
Er kwam een einde aan de invasies van agressieve volkeren
C
Het ontstaan van een geldeconomie en internationale handel
D
Door vrijstelling van de landbouw kon men zich specialiseren

Slide 14 - Quiz

Waarom zou een heer stadsrechten aan een stad verlenen?
A
Het gaf de heer aanzien als hij een grote stad in zijn gebied had
B
Hij wilde graag dat de mensen in zijn gebied een beter leven kregen.
C
Hij kreeg in ruil daarvoor belastingen en militaire steun

Slide 15 - Quiz

welke uitspraak over stadsrechten klopt niet?
A
Steden betaalden belasting in ruil voor stadsrechten
B
Steden kregen privileges zoals eigen bestuur en rechtspraak
C
Vorsten hadden minder macht, maar werden wel rijker
D
Adel werd door stadsrechten juist machtiger i.t.t. burgers

Slide 16 - Quiz

Centralisatie is mogelijk door:
A
De toenemende veiligheid
B
De opwarming van het klimaat
C
de afschaffing van de horigheid
D
de komst van de geldeconomie

Slide 17 - Quiz

1
2
3
4
5
Utrecht krijgt stadsrechten
handel verdwijnt, boeren gaan op een domein leven
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl
jagers trekken door de Po-delta 
Romeinse handelaren brengen wijn naar Nederland

Slide 18 - Drag question

Wie was de eerste Europeaan in Indië
A
Colombus
B
Tocanelli
C
Vasco Da Gama
D
Willem Barentsz

Slide 19 - Quiz

Uit welk tijdvak komt dit gebouw?
A
Grieken en Romeinen
B
Steden en Staten
C
Monniken en Ridders
D
Pruiken en Revoluties

Slide 20 - Quiz

Welke periode hoort hier bij?
A
1900-1950
B
1000-1500
C
1800-1900
D
3000 v.C. - 500

Slide 21 - Quiz