Foutieve samentrekking + foutieve beknopte bijzin

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Formuleren 
Foutieve samentrekking 
Foutieve beknopte bijzin

Slide 2 - Slide

Foutieve samentrekking
In zinnen kunnen woorden twee keer voorkomen 
Het feest duurde lang en het feest was erg gezellig. 

Soms kun je die woorden de tweede keer weglaten.
Het feest duurde lang en was erg gezellig.
Dat heet een samentrekking



Slide 3 - Slide

Voorwaarden samentrekking
(1) Het feest duurde lang en (2) het feest was erg gezellig

Dezelfde functie: In beide zinnen is het feest het onderwerp
Dezelfde betekenis: het feest heeft dezelfde betekenis
Hetzelfde getal: het feest heeft hetzelfde getal

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Samentrekking controleren
  1. Noteer de weggelaten woorden.
  2. Bepaal de functie, betekenis en getal van de samengetrokken woorden in het eerste deel.
  3. Bepaal de functie, betekenis en getal van de weggelaten woorden in het tweede deel. 
  4. Controleer of ze in beide gevallen hetzelfde zijn: functie, betekenis en getal

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Foutieve samentrekking -getal
Foutieve samentrekking betekenis
Foutieve samentrekking gram. functie
Jerry keek naar een hond en daardoor niet uit bij het oversteken. 
Marcel heeft zijn vriendin gefeliciteerd en een cadeau gegeven.
Paul is ziek en naar huis gegaan.

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Na koffie te hebben gedronken in Hamburg, reed de bus richting Denemarken.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Net op tijd in het stadion aangekomen, liepen de supporters snel naar hun plaatsen.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Na drie uur gewacht te hebben, gingen de hekken eindelijk open.
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Aan de slag 
Spelling:
§ 8 opdr. 1 t/m 4  + § 9 opdr. 1 t/m 6 
Formuleren:
§ 5 opdr. 1, 2 (3) +§ 6 opdr. 1,2,4 (3) 

Toetsen inkijken 

Slide 20 - Slide

GOED
FOUT
De clown trok zijn kleren uit en zich niets van zijn publiek aan.
Ze stak de sigaret met een aansteker en de kaars met een lucifer aan.

Slide 21 - Drag question

GOED
FOUT
De hond werd voortdurend gepest en tenslotte ziek.
Schaatsen is gezond en doe ik regelmatig.

Slide 22 - Drag question

GOED
FOUT
De ambulance bracht het slachtoffer naar het ziekenhuis en de agenten de dader naar het politiebureau. 
De docenten Nederlands geven les in het Nederlands en de docenten Engels in het Engels

Slide 23 - Drag question