KAP. 1 = Pers vnw + sein

Leerdoelen:
  • Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Ik kan de werkwoorden sein vervoegen.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Leerdoelen:
  • Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Ik kan de werkwoorden sein vervoegen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

op de volgende dia mag je oefenen met het persoonlijk voornaamwoord.

Sleep het Duitse woord (blauwe hokje) naar de juiste Nederlandse vertaling (rode hokje)

Slide 3 - Slide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (enkelvoud)
du
sie (meervoud)
es
ich 

Slide 4 - Drag question

het persoonlijk voornaamwoord
ik  = ich
jij = du
hij/zij/het = er/es/sie
wij = wir
jullie = ihr
zij (mv) = sie
U = Sie

Slide 5 - Slide

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'het' in het Duits.

Slide 6 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'jij' in het Duits.

Slide 7 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'wij' in het Duits.

Slide 8 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'zij' (meervoud) in het Duits.

Slide 9 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'u' (enkelvoud) in het Duits.

Slide 10 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'ik' in het Duits.

Slide 11 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'jullie' in het Duits.

Slide 12 - Open question

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "Paul" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 13 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "die Kinder" (de kinderen) vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord sein. 

Slide 16 - Slide

Sleep de vormen van het werkwoord SEIN (blauwe hokjes) naar het juiste persoonlijke voornaamwoord (rode hokje).
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 17 - Drag question

... ihr die Eltern von Carola?
A
Bin
B
Bist
C
Sind
D
Seid

Slide 18 - Quiz

Paul ..... krank (ziek).
A
bin
B
ist
C
sind
D
bist

Slide 19 - Quiz

...... du um 5 Uhr zu Hause?
A
bin
B
ist
C
bist
D
sein

Slide 20 - Quiz

Die Stiefmutter von Steffi ... sehr nett.
A
bin
B
bist
C
sind
D
ist

Slide 21 - Quiz

Ich ... die Mutter von Barbara.
A
bin
B
bist
C
seid
D
sind

Slide 22 - Quiz

........ Sie die Oma von Karin, Frau Müller?
A
sind
B
sein
C
seid
D
bist

Slide 23 - Quiz

(zijn)
Ich ____ eine gute Schülerin.

Slide 24 - Open question

(zijn)
Ihr____ gute Schüler.

Slide 25 - Open question

(zijn)
Mein Bruder ____ ein guter Schüler.

Slide 26 - Open question

(zijn)
Du ____ ein guter Schüler.

Slide 27 - Open question

(zijn)
sie (mv) ____ gute Freunde.

Slide 28 - Open question

sein - wir ______

Slide 29 - Open question

sein- Sie (u) ______

Slide 30 - Open question

Gibt es noch Fragen?
  • Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Ik kan het werkwoorden sein vervoegen.

Slide 31 - Slide