03/02, Stijlfiguren

Nederlands:
Stijlfiguren
basisvaardigheid:
lezen
schrijven
spreekvaardigheid
fictie
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands:
Stijlfiguren
basisvaardigheid:
lezen
schrijven
spreekvaardigheid
fictie

Slide 1 - Slide

lesdoelen

  • Ik weet wat stijlfiguren zijn.
  • Ik kan stijlfiguren in een tekst herkennen en benoemen.
  • Ik kan uitleggen welk effect stijlfiguren hebben.

Slide 2 - Slide

Herhalingen & Opsommingen

  • Repetitio
  • Anafoor

Slide 3 - Slide

Repetitio (herhaling)
Repetitio: opsomming waarbij een woord of delen van woorden steeds herhaald worden
Voorbeelden: 
  • Drommels, drommels en nog eens drommels. 
  • Uur na uur na uur zaten we bij meneer Möring in het lokaal.
  • Ik ben vandaag zo vrolijk, zo vrolijk, zo vrolijk

Slide 4 - Slide

J.H. Leopold
`O, als ik dood zal, dood zal zijn
kom dan en fluister, fluister iets liefs,
mijn bleke ogen zal ik opslaan
en ik zal niet verwonderd zijn.
En ik zal niet verwonderd zijn.' 

Slide 5 - Slide

Anafoor (herhaling)
Herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep aan het begin van opeenvolgende zinnen of zinsdelen.
VB:
  • Alles om hem heen veranderde. Alles leek beter te worden. Alles behalve hij.
  • Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets.

Slide 6 - Slide

"Ik kwam, ik zag, ik overwon." -
Julius Caesar. Dit is een:
A
anafoor
B
metafoor
C
herbivoor
D
polyfoor

Slide 7 - Quiz

Tijdens het zomerkamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we te eten kregen.
A
anafoor
B
repetitio
C

Slide 8 - Quiz

Overdrijvingen en nuanceringen

  • Eufemisme
  • Hyperbool
  • Understatement

Slide 9 - Slide

Eufemisme
  • verzacht de werkelijkheid, vooral bij nare situaties

  • Bijvoorbeeld: Hij gaat creatief om met de waarheid.

Slide 10 - Slide

Hyperbool
overdrijving 
  • We hebben ons kapot gelachen.
  • Ik schaamde me dood.

Slide 11 - Slide

Understatement
Afzwakking: je zegt dat iets minder groot, mooi of belangrijk is dan dat het in werkelijkheid is.

Vaak: ironisch effect
  • Voorbeeld: Messi kan wel een aardig balletje trappen.                                                                                      

Slide 12 - Slide

OPSOMMINGEN
tricolon (drieslag): opsommingen in drieën, bestaande uit drie delen. 

Heerlijk, helder, Heineken
Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed
Ik haat jou echt met je walgelijke gedrag, je nare stem en je irritante kop.

climax: steeds sterker wordende serie
Het was een domper, een teleurstelling, een ramp.

anticlimax:
Hij heeft hij een groot huis, een dik horloge, een dure auto en… een lege bankrekening.





Slide 13 - Slide

Stijlfiguur in het volgende lied:

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Glimlachend stond hij op, grijnzend ontbeet hij, verliet toen luid lachend het huis om gierend op zijn werk te arriveren.
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 16 - Quiz

'Je hebt de toets heel goed gemaakt, wel een beetje onder je niveau, en met een paar fouten, maar toch best oké, in ieder geval een krappe voldoende.'
A
Climax
B
Anticlimax

Slide 17 - Quiz

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur repetitio?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 18 - Quiz

Een repetitio is een
A
schijnbare tegenspraak
B
herhaling
C
opsomming in drieën
D
opsomming die naar een hoogtepunt voert

Slide 19 - Quiz

Climax
Anti-Climax
Een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht afnemen.
Een stijlfiguur, waarbij in een opsomming de betekenissen in kracht toenemen.

Slide 20 - Drag question

Het was een groots cadeau, nou ja, een groot cadeau, nou ja, een aardig cadeautje
A
repetitio
B
climax
C
anticlimax

Slide 21 - Quiz

Hyperbool
Drieslag
Eufemisme
anti-climax 
Understatement
Climax
wel honderd keer gevraagd
Hij kwam, hij zag, hij overwon 
een volslank figuur
geen leren laarzen, geen boots, geen sneakers, maar pantoffels 
We moeten er nog wel wat aan doen
Goed, beter, uitmuntend 
Een zee van tijd 

Slide 22 - Drag question

Wat is een eufemisme?
timer
0:10
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)

Slide 23 - Quiz

Wat is een understatement?
A
Een beeldspraak waarbij je beeld gebruikt
B
Een stijlfiguur waarmee je bewust iets extra sterk uitdrukt
C
Een stijlfiguur waarmee je iets bewust minder sterk uitdrukt
D
Een stijlfiguur waarmee je meerdere dingen opsomt achter elkaar

Slide 24 - Quiz


Hij heeft een glaasje teveel op.
Hyperbool , eufemisme of understatement?
A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme

Slide 25 - Quiz

In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 26 - Quiz

Een schrijver gebruikt een understatement om ....
A
iets extra op te laten vallen.
B
iets minder erg te maken.
C
een grapje te maken.

Slide 27 - Quiz

hyperbool
understatement
eufemisme
iets aardiger / beleefder zeggen
afzwakken / iets minder (erg) laten lijken
overdrijven

Slide 28 - Drag question

Hyperbool of understatement?
A
Hyperbool: ik heb helemaal niets om aan te trekken!
B
Hyperbool: Ze was een tikje vermoeid na het lopen van de marathon,
C
Understatement: Ik heb helemaal niets om aan te trekken!
D
Understatement: ze was een tikje vermoeid na het lopen van de marathon.

Slide 29 - Quiz

Is dit een understatement of een overdrijving?
Sleep de zin naar het juiste vak.
understatement 
overdrijving
Ik moet rennen, want ik sta op knappen.

Slide 30 - Drag question

lesdoelen

  • Ik weet wat stijlfiguren zijn.
  • Ik kan stijlfiguren in een tekst herkennen en benoemen.
  • Ik kan uitleggen welk effect stijlfiguren hebben.

Slide 31 - Slide

maken:
cursus 4, paragraaf 2, opdracht 2
basisvaardigheid:
lezen
schrijven
spreekvaardigheid
fictie

Slide 32 - Slide