This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Leg alvast je iPad op tafel.
§10 Herhaling leerjaar 1
WELKOM 2KC
CURSUS 7
SPELLING
timer
2:00
Slide 1 - Slide
1.Verder met Cursus 7: Spelling.
2.Klassikale uitleg cursus 7 paragraaf 10.
3. Oefenen in LessonUp.
4. Online opdrachten paragraaf 10.
5.Terugblikken en afronden.
Wat gaan wevandaag doen?
Lesdoelen:
Je hebt de stof van spelling leerjaar 1 herhaald en hiermee geoefend.
Je weet op welke drie zaken je moet letten bij het spellen van een werkwoord.
Slide 2 - Slide
Neem deel aan onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
LessonUps
Video's
Handige websites
Klassencode: U2KC: rrprh
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. Doe dit tijdens de lessen spelling op een manier die voor jou goed werkt.
Aantekeningen bij spelling
Slide 5 - Slide
werkwoordspelling in klas 1
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt)
persoonsvorm verleden tijd (pv vt)
sterke en zwakke werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
Slide 6 - Slide
'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.'
Ja
Nee
Slide 7 - Poll
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Slide 8 - Open question
Kies de persoonsvorm.
Via Thuisbezorgd.nl bestelde Pierre vier pizza's.
A
via
B
bestelde
C
Pierre
D
pizza's
Slide 9 - Quiz
Kies de persoonsvorm.
Fiets jij straks even langs de supermarkt?
A
Fiets
B
straks
C
langs
D
supermarkt
Slide 10 - Quiz
Kies de persoonsvorm(en).
Toen de computer vastliep, was Bernice al haar bestanden kwijt.
A
toen
B
vastliep
C
was
D
bestanden
Slide 11 - Quiz
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijdvan klank.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijdnietvan klank.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden
Slide 12 - Slide
Sterk of zwak *werkwoord*?
Op TikTok *vond* ik allemaal dansfilmpjes van mijn buurjongen.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 13 - Quiz
Sterk of zwak *werkwoord*?
Bijna niemand onder de 18 jaar *gebruikt* het platform Facebook.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 14 - Quiz
Sterk of zwak *werkwoord*?
Ruby kijkt om twee uur 's nachts nog YouTube video's.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 15 - Quiz
In welke tijd staat de zin?
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc.
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.
Slide 16 - Slide
Tegenwoordige of verleden tijd?
Hester ... (appen) gisteren foto's van haar pasgeboren broertje.
A
Tegenwoordige tijd (t.t.)
B
Verleden tijd (v.t.)
Slide 17 - Quiz
Vul de juiste werkwoordsvorm in: Hester ... (appen) gisteren foto's van haar pasgeboren broertje.
Slide 18 - Open question
Tegenwoordige of verleden tijd?
Morgen ... (vinden) de opening van dat nieuwe restaurant plaats.
A
Tegenwoordige tijd (t.t.)
B
Verleden tijd (v.t.)
Slide 19 - Quiz
Vul de juiste werkwoordsvorm in: Morgen ... (vinden) de opening van dat nieuwe restaurant plaats.
Slide 20 - Open question
Is het werkwoord een persoonsvorm, voltooid deelwoord of het hele werkwoord?
2) De volgende stap is het vinden van de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm.
Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar. Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan is het een voltooid deelwoord of het hele werkwoord.
Slide 21 - Slide
Stefan heeft contact *opgenomen* met de filiaalmanager van de supermarkt.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)
Slide 22 - Quiz
Mijn vriendin *gaat* binnenkort een marathon lopen.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)
Slide 23 - Quiz
Zul je morgen je ov-kaart niet *vergeten* voor de excursie?
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)
Slide 24 - Quiz
Wie voert het werkwoord uit?
3) Na het bepalen van de tijd en de werkwoordsvorm zoek je het onderwerp.
Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?'
Zo weet je of je de ik-vorm, hij/zij-vorm of wij-vormmoet gebruiken.
Slide 25 - Slide
Noteer de persoonsvorm in de juiste tijd.
De politieagent ... (ontdekken, v.t.) een lichaam in de kelder.
Slide 26 - Open question
Noteer de persoonsvorm in de juiste tijd.
Mijn broer ... (lopen, v.t.) na zijn ongeluk op krukken.
Slide 27 - Open question
Net even anders dan de rest van de werkwoorden
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Slide 30 - Video
Wat?
Cursus 7 Spelling §10: Herhaling leerjaar 1 kgt
Opdracht 1 t/m 7 (digitale paragraaf.)
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Muziek mag (met oordopjes).
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met de werkwoordspelling van leerjaar 1.
Klaar?
Lees alvast de theorie van §11 of oefen verder in de trainer.