7.6 koppelteken en trema

Pak je leesboek 
en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Pak je leesboek 
en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Deze les
Met of zonder -n

Aan het eind van de les:
  • kun je herkennen of een woorden een samenstelling is
  • kun je klinkerbotsing herkennen
  • weet je wanneer je een koppelteken en trema moet gebruiken
  • kun je de regels toepassen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Herhaling 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Spel het woord goed:
geboorte + kaartje

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Spel het woord goed:
varken + schuur

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Spel het woord goed:
maan + schijn

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Spel het woord goed:
aap + rots

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Spel de afkorting goed:
asielzoekerscentrum

Slide 8 - Open question

azc (wordt zo uitgesproken)
Spel de afkorting goed:
algemene Nederlandsche wielrijders bond

Slide 9 - Open question

o.b.v. (spreek je niet zo uit)
Spel de afkorting goed:
op basis van

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Schrijf goed:
Ik wilde vanavond sporten zei Jan maar het regent helaas

Slide 11 - Open question

o.b.v. (spreek je niet zo uit)
Schrijf goed:
José zei ik ga naar huis

Slide 12 - Open question

o.b.v. (spreek je niet zo uit)
Schrijf goed:
Ik kan dan wel werken riep Eva.

Slide 13 - Open question

o.b.v. (spreek je niet zo uit)
Schrijf goed:
Patrick zei dat hij skeeleren leuk vindt

Slide 14 - Open question

o.b.v. (spreek je niet zo uit)
Nieuwe stof! 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Noteer een woord waarbij je een koppelteken moet gebruiken.

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

Koppelteken
Koppelteken = streepje tussen twee woorden om woorddelen aan elkaar vast te maken

Vijf regels om een koppelteken te gebruiken:

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken
1. een woord met letters, cijfers, tekens, afkortingen en Sint (of sint):
* tv-gids
* 43-jarige
* %-teken

Instinker: pincode, simkaart --> dan spreek je het woord uit

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken
2. bij aardrijkskundige namen of woorden die daarvan afgeleid zijn:
* 's-Gravenhage
* Zuid-Hollandse
* Noord-Amerikaan

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken
3. In woorden met een voorvoegsel uit dit rijtje:
bijna-, collega-, ex-, interim-, leerling-, niet-, non-, oud-
* ex-vriend
* leerling-timmerman
* non-verbaal

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken
4. samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden --> je bent het allebei tegelijk:
* chef-kok
* rooms-katholiek
* minister-president

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken en trema
5. Als er klinkerbotsing is, krijg je een koppelteken of een trema. 

Eerst: wat is klinkerbotsing?
Dan: wanneer koppelteken en wanneer trema? 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

klinkerbotsing
Klinkerbotsing betekent dat er twee klinkers naast elkaar staan die je als één klank kunt lezen, terwijl dat niet de bedoeling is. Ze horen namelijk bij verschillende lettergrepen.

Bijvoorbeeld: aa - au - ee - ei - eu - ie - ij - oe - oo - ou - ui - uu


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

klinkerbotsing
Bijvoorbeeld: aa - au - ee - ei - eu - ie - ij - oe - oo - ou - ui - uu
* media-aandacht
* live-uitzending
* auto-onderdeel
* milieu-uitgave


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken en trema
5. Als er klinkerbotsing is bij een samenstelling krijg je een koppelteken.  (Samenstelling = twee bestaande woorden zijn één woord)

* diploma-uitreiking (au)
* auto-ongeluk (oo)

Instinker: informatieavond, bureauorganisatie --> het moet echt botsen! 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Koppelteken en trema
5. Als er klinkerbotsing is bij een woord dat geen samenstelling is, dan krijg je een trema
* geüpdatet
* beëdigen
* coördineren
* vacuüm

Maar: beangstigen (het moet echt botsen!)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Kies de juiste spelling
A
skievenement
B
skiëvenement
C
ski-evenement

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste spelling
A
barbecueën
B
barbecueen
C
barbecue-en
D
bbq'en

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste spelling
A
aline-a
B
alinea
C
alineä

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste spelling
A
begroeiïng (trema)
B
begroei-ing
C
begroeiing

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht deze les
Maak de volgende opdrachten:
  • Cursus 7
  • paragraaf 6: Koppelteken en trema
  • Opdracht 1 tot en met 5

Klaar?
Lezen in je leesboek, vat de theorie samen.
timer
15:00

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slotopdracht: plak op de deur
  1. Pak een post-it
  2. Zet je naam op de achterkant
  3. Nummer van 1 tot en met 6 op de voorkant
  4. Maak de opdracht op de volgende dia
  5. Plak de post-it op de deur voor je vertrekt

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

 Bedenk bij elke regel een woord
1. een samenstelling met een woord met letters, cijfers, tekens, afkortingen  
     en Sint (of sint) krijgt een koppelteken
2. een samenstelling van aardrijkskundige namen en afgeleiden ervan  krijgt een koppelteken
3. In woorden met een voorvoegsel uit dit rijtje ( krijgen een koppelteken):
     bijna-, collega-, ex-, interim-, leerling-, niet-, non-, oud-
4. samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden  krijgt een koppelteken
5. bij samenstellingen met klinkerbotsing  krijgt een koppelteken
6. een afleiding met klinkerbotsing krijgt een trema

Slide 33 - Slide

This item has no instructions