De volgorde van ontleden:
1. Persoonsvorm: werkwoord dat kan veranderen van TIJD of GETAL of dat vooraan komt te staan als je een vraagzin maakt.
2. Onderwerp: wie of wat + persoonsvorm?
3. (werkwoordelijk) Gezegde: alle werkwoorden in de zin (inclusief persoonsvorm!)
4. Lijdend voorwerp: wie of wat + wwg + onderwerp ?
5. Meewerkend voornaamwoord: AAN wie of VOOR wie + wwg + ow + (lv)?
De regels voor HUN of HEN aan de hand van ontleden:
Lijdend voorwerp vervang je door 'hen'
Meewerkend voorwerp vervang je door 'hun'
Ezelsbruggetje: lv komt eerder voor in de volgorde van het ontleden dan mv en de 'e' van 'hen' komt eerder voor in het alfabet dan de 'u' van 'hun'. Deze eerste twee horen dus bij elkaar en beide 'laatsten' horen ook bij elkaar.
Voorbeeldoefening stapenplan:
1. Hij heeft .... een huwelijkscadeau gegeven. Hun/Hen?
2. Tip: vul voor het gemak Sanne en Jan in op de stippeltjes:
Hij heeft Sanne en Jan een huwelijkscadeau gegeven.
3. Ga het nu ontleden:
pv: heeft
wwg: heeft gegeven
ow: (wie/wat heeft gegeven? Hij
lv: (wie/wat heeft hij gegeven?) een cadeau
mw: (aan of voor wie heeft hij een cadeau gegeven?): Sanne en Jan
4. Je hebt de zin ontleed en je ziet dat op de puntjes een meewerkend voorwerp hoort te staan. Je vult dus 'hun' in:
Hij heeft hun een huwelijkscadeau gegeven.