5.2 II

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Karel de grote

Monniken

Vandaag

Snap je wie wij geestelijken noemen

Snap je het nut van een Graaf

Begrijp je hoe horigen en heren samenleefde

De geestelijken

Steeds meer mensen werden Christen

Priesters: Bazen van de kerk

Nonnen: afgezonderd in kloosters

Deze mensen noemen wij geestelijken.

Hadden veel macht omdat veel mensen luisterden

Leefden in vrouwenkloosters

1. nonnen
2. monniken
3. geestelijken
4. priesters

Hadden veel macht omdat mensen naar hun luisterden

1. nonnen
2. monniken
3. geestelijken
4. priesters

Woonde in mannenkloosters en waren

1. nonnen
2. monniken
3. geestelijken
4. priesters

Priesters waren de baas van de kerk

1. nonnen
2. monniken
3. geestelijken
4. priesters

Oke Karel had een groot rijk

Hoe moest hij dat besturen?

100en graafschappen

Graaf was de baas: Hij had macht!

Maar ze moesten wel ridders geven aan Karel de grote

De graven worden ook wel edelen genoemd 

Heren en horigen

De baas van het land waren de heren (edelen)

Alle boeren die in dat gebied woonde hoorde daarbij

De boeren moesten eten afgeven, mochten niet trouwen met wie ze wilden en ook niet verhuizen!

Maar:

Wel bescherming!

Huiswerk

Heel paragraaf 5.2 

Inleveren magister