3 hv 6nov

Arbeitsbuch auf dem Tisch, bitte 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Arbeitsbuch auf dem Tisch, bitte 

Slide 1 - Slide

A Sehen:  die Slackline
Havo + Vwo dezelfde versie

Slide 2 - Slide


Maak 2+3



Kuuroord in Nederland 
Een kuuroord is een toeristisch oord dat zich richt op ontspanning en recreatie, maar met een medische gevoelswaarde. 


timer
8:00

Slide 3 - Slide

 B Wortschatz
1 lees de opdracht goed door voor je begint
2 gebruik de Lernliste N-D van K2 bij je opdrachten

Stel vragen aan elkaar of mij als je vast loopt 
timer
15:00

Slide 4 - Slide

toetsprogramma tot toetsweek 16 jan
20-11  so K2: 1e deel Lernlisten + Grammatik  
11-12 so K3:   Alleen Grammatik 
 
16 jan: Repetitie K2 (alles) +K3 (Grammatik)  
voor 16 jan min. 2 lees en 2 luistertoetsen  

Slide 5 - Slide

E Grammatik-- zie schema
onderwerp 1e 
lijdend vw 4e
meew. vw. 3e 

Slide 6 - Slide

het persoonlijk voornaamwoord kan in 3 naamvallen staan 
1e naamval
3e naamval
4e naamval
Het persoonlijk voornaamwoord kan dus ook 3 verschillende vormen krijgen zoals bij ich - mir - mich

Slide 7 - Slide

staat het persoonlijk voornaamwoord in het onderwerp 
dan zet je het in de 1e naamval 
(hij) .........kennt die Schule
Hast (jij) ....... das Spiel gesehen?

Slide 8 - Slide

staat het persoonlijk voornaamwoord in het meewerkend voorwerp dan zet je het in de 3e naamval 
Er gibt (jij) ........ das Buch     (dir)
Ich erzähle (hij) .......eine Geschichte (ihm)
Stelle schickt (ik) .......eine E-Mail  (mir)
de werkwoorden geben, schicken, erzählen, zeigen gaan
 vaak samen met een meewerkend voorwerp.  (aan wie)

Slide 9 - Slide

staat het persoonlijk voornaamwoord in het lijdend voorwerp dan zet je het in de 4e naamval 
Ich sehe (hij) .......... nicht!   (ihn)
Kann ich (jij) ........morgen besuchen?  (dich)
kennt er (zij) ..........?  (sie)      

Slide 10 - Slide

1e, 3e of 4e naamval?
1)   Kannst (jij) ....... (ik)........ morgen anrufen?
2) Peter schickt (u) .......eine Karte
3) habt (jullie) .......die Nachrichten gesehen? 
4) Warum kannst (jij) ...... (hij) ........nicht besuchen?  
TEST

Slide 11 - Slide

E opdrachten nakijken en corrigeren
Begrijp je iets niet, vraag dan om uitleg.  

Slide 12 - Slide

Huiswerk voor volgende week:

A Sehen + B Wortschatz + E Grammatik 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide