Paragraaf 9: sterke en zwakke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Welkom bij Nederlands

Wat gaan we doen?

1. Les doel van vandaag

2. Instructie

3. Samen beginnen

4. Paragraaf afmaken

5. Afsluiting les 

6. Stillezen

Lesdoel

Ik kan sterke en zwakke werkwoorden gebruiken en herkennen

Is het werkwoord sterk of zwak?

kloppen

bedenken

reizen

koken

slapen

verhuizen

vastmaken

vertellen

zwakke werkwoorden

sterke werkwoorden

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

1. sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
2. zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Sterk of zwak werkwoord?
'Lopen'

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak werkwoord?
'werken'

1. Sterk
2. Zwak

Sterk of zwak werkwoord?
'Lezen'

1. Sterk
2. Zwak

Blijft de klank van -geven- in de verleden tijd hetzelfde?

1. Ja, het is een zwak werkwoord
2. Nee, het is een sterk werkwoord

Sterk of zwak werkwoord?

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

stoppen

hebben

dansen

worden

schrijven

boffen

lopen

zijn

fietsen

lachen

Aan de slag

Je maakt opdracht 1 t/m 5 ( blz. 226)

Je mag samenwerken, zacht overleggen

Klaar? Laat je werk door mij controleren

Afsluiting van de les

Wat heb ik geleerd?

Wat kan ik vertellen over sterke en zwakke werkwoorden?

Pak je leesboek voor je!