Hoofdstuk 3.4 Krachten in werktuigen K3 les 4

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Krachten
Benodigheden
- laptop
- JDW-map
- (Rekenmachine) 
- Pen


Tassen op de grond
Telefoons in de zakkie

Welkom Kader 3!
Ga zitten en start met:

Ga verder met opdracht 12

START IN:




Jas over je stoel
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Practicum
Welkom Kader-3 
Start met opdracht 
Je hebt straks je laptop nodig                     START IN:



Neem plaats en leg je spullen alvast klaar.
timer
3:00

Slide 3 - Slide

We gaan starten!
                                                                                               Wachttijd:
stopwatch
00:00

Slide 4 - Slide

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten
§ 3.3 Nettokracht

§ 3.4 Krachten in werktuigen

Slide 5 - Slide

Lesprogramma
  1. Huiswerk controle
  2. Terugblik
  3. Leerdoelen
  4. Instructie (uitleg)
  5. Afsluiting 
  6. Huiswerk
  7. Nabespreking

Slide 6 - Slide

Huiswerkcontrole
Maak opdracht: van paragraaf 3.3 Nettokracht 1 t/m 10

Slide 7 - Slide

Terugblik
  1. Je kunt in geval van evenwicht beschrijven aan welke voorwaarden de krachten moeten voldoen.
  2. Je kunt in geval van evenwicht de bijbehorende krachten benoemen.
  3. Je kunt de nettokracht berekenen van krachten die werken op één voorwerp.

Slide 8 - Slide

Wat lees je op de schaalverdeling van een krachtmeter af?
A
de grootte van de kracht
B
de kracht op de veer
C
de meetafstand
D
het meetbereik

Slide 9 - Quiz

De massa van de steen is 250 g. De krachtenschaal is 1 cm ≡ 1 N. Hoe groot is de pijl die je zou moeten tekenen?
A
2,5 cm
B
0,25 cm
C
25 cm
D
0,025 cm

Slide 10 - Quiz

De richting van de nettokracht is naar
A
links
B
rechts
C
boven
D
beneden

Slide 11 - Quiz

Bereken in de situatie hiernaast de nettokracht.
Fnetto =

Slide 12 - Open question

Leerdoelen 3.4 Krachten in werktuigen
  1. Je kunt uitleggen of een werktuig een enkele of een dubbele hefboom vormt.
  2. Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
  3. Je kunt bij werktuigen beschrijven op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt uitgeoefend.
  4. Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.

Slide 13 - Slide

Krachten
Met je vingers krijg je een vastgedraaide moer niet los. 

Met een steeksleutel gaat dit heel gemakkelijk. 

Hoe komt het dat het losdraaien met een steeksleutel zoveel gemakkelijker gaat?

Slide 14 - Slide

Kracht vergroten
  • Een steeksleutel is een goed voorbeeld van een werktuig. Met zo’n sleutel kun je een moer losdraaien die stevig vastzit (figuur 1). 
  • Je gebruikt de sleutel daarbij als hefboom. 
  • Zoals elke hefboom heeft een steeksleutel een draaipunt; soms aangegeven met een P. In figuur 1 is dat draaipunt aangegeven met een rode stip.

Slide 15 - Slide

Hefboom

Een breekijzer is een voorbeeld van een hefboom.

Een hefboom heeft drie punten (figuur 3):
  1. een werkpunt; het werkpunt is waar je de kracht uitoefent.
  2. een draaipunt; bij het draaipunt kan de hefboom draaien.
  3. een last: met het last oefent de hefboom een kracht uit op een voorwerp

Slide 16 - Slide

De arm van een hefboom
De brandweerman zet het lastpunt tussen de deur.
Het draaipunt zet hij tegen de auto. 
De brandweerman duwt op het werkpunt.
Het lange uiteinde houd je vast.
Met het korte uiteinde zet je kracht op een voorwerp.

Werkarm
lastarm

Slide 17 - Slide

De arm van een hefboom
  • De arm van een kracht is de afstand tot   het draaipunt. 
  • De arm staat altijd loodrecht op de lijn   waarlangs de kracht werkt. 
  • Let erop dat de arm niet hetzelfde is als   de lengte van de hefboom.
  • Bij de meeste werktuigen wordt ervoor   gezorgd dat de werkarm groot is en   de lastarm klein.

Slide 18 - Slide

Enkele hefbomen
Een bandenlichter, koevoet, flessenopener en een steeksleutel zijn voorbeelden van een enkele hefboom.
Met een hefboom kun je een kracht groter maken.
Het midden van de moer is het draaipunt 
van de hefboom. 
Het andere uiteinde van de steeksleutel is
het werkpunt. 
Het lastpunt zit op de punten aan de 
buitenkant van de zeskantmoer.

Slide 19 - Slide

Dubbele hefbomen
Tangen en scharen bestaan uit twee hefbomen die om hetzelfde draaipunt draaien.




                                                                             Dubbele hefboom: 
                                                                       de ene hefboom is oranje,                                                                                    de andere is blauw.
De beide hefbomen draaien 
rond de rode stip:
het draaipunt.

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf  3.4 Krachten in werktuigen
 1 t/m 10
Je mag samenwerken!

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht: van paragraaf 3.4 Krachten in werktuigen 1 t/m 10



Je mag samenwerken!
rood = Iedereen is stil


oranje = Iedereen is stil, docent beantwoord wel vragen

groen = Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
timer
10:00

Slide 22 - Slide

Met een hefboom kun je een zwaar voorwerp optillen. Wat kun je zeggen over het draaipunt?
A
Het draaipunt moet zo dicht mogelijk bij de handen van de gebruiker zijn.
B
Het draaipunt moet zo ver mogelijk van het op te tillen voorwerp vandaan zijn
C
Het draaipunt moet zo ver mogelijk van de handen van de gebruiker zijn.
D
Het draaipunt moet precies in het midden van de hefboom zitten.

Slide 23 - Quiz

58 Bij het gereedschap dat je in huis gebruikt, zijn hefbomen (zoals een steeksleutel) en dubbele hefbomen (zoals een nijptang).
a Noteer drie werktuigen die uit één hefboom bestaan.
b Noteer drie werktuigen die uit twee hefbomen bestaan.

Slide 24 - Open question


59 Een combinatietang bestaat uit twee hefbomen (figuur 13). De tang wordt gebruikt
om een draad door te knippen.
a Geef het draaipunt aan met een rode stip.
b Kleur de ene hefboom geel en de andere groen.
c Meet en noteer: – de lengte van arm 1 - de lengte van arm 2
d Vul in: De lastarm is ... × zo ......als de werkarm. De last is dus ...× zo .....als de werkkracht.

Slide 25 - Open question

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt uitleggen of een werktuig een enkele of een dubbele hefboom vormt.
  2. Je kunt het draaipunt en de armen van een hefboom herkennen.
  3. Je kunt bij werktuigen beschrijven op welke manier met een kleine kracht een grote kracht wordt uitgeoefend.
  4. Je kunt bepalen hoeveel keer een werktuig de kracht vergroot die erop werkt.

Slide 26 - Slide

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 27 - Mind map

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 28 - Mind map

Afsluiting
Volgende les:

Huiswerk:

  • Zet in je planner!!
  • Maak opdracht: van paragraaf 3.4 Krachten in werktuigen 1 t/m 10

Dank voor jullie aandacht!

Slide 29 - Slide