Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
-(Optioneel) Uitleg basisstof 5.2.
Biologie
- lezen basisstof 5.2
- maken opdr: 1 t/m 7, 9 en 10
- Lezen basisstof 5.1 en 5.2
Maken opdracht 1 t/m 8 van thema 5.1 en maken opdracht 1 t/m 7, 9 en 10 van thema 5.2.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2
This lesson contains 21 slides, with text slides.
Items in this lesson
Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
-(Optioneel) Uitleg basisstof 5.2.
Biologie
- lezen basisstof 5.2
- maken opdr: 1 t/m 7, 9 en 10
- Lezen basisstof 5.1 en 5.2
Maken opdracht 1 t/m 8 van thema 5.1 en maken opdracht 1 t/m 7, 9 en 10 van thema 5.2.
Slide 1 - Slide
Even herhalen:
Uit hoeveel chromosomen bestaat een lichaamscel?
Waar bestaan chromosomen uit?
Slide 2 - Slide
Cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten lichaamscellen
Slide 3 - Slide
Wat is Genotype?
Wat is Fenotype?
Slide 4 - Slide
Genotype=is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van het organisme
Fenotype=Alle eigenschappen van een organisme, hierbij horen de zichtbare eigenschappen
Slide 5 - Slide
- 46 chromosomen in 1 celkern bevatten samen alle genen, dus info over al je erfelijke eigenschappen
- Deze complete informatie noem je: GENOTYPE
Slide 6 - Slide
Genotype
- Chromosomen bevatten informatie over duizenden eigenschappen
- Voor elke eigenschap zijn een paar stukjes DNA nodig
- Een gen bestaat uit stukjes DNA die samen info voor 1 eigenschap bevatten
Slide 7 - Slide
Alle eigenschappen van een organisme noem je het fenotype. Bij het fenotype horen de zichtbare eigenschappen, zoals de oogkleur. Maar ook de onzichtbare eigenschappen horen erbij, zoals je bloeddruk of de bouw van je organen.
Slide 8 - Slide
Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.
Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.
Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
-(Optioneel) Uitleg basisstof 5.2.
Biologie
- lezen basisstof 5.2
- maken opdr: 1 t/m 7, 9 en 10
- Lezen basisstof 5.1 en 5.2
Maken opdracht 1 t/m 8 van thema 5.1 en maken opdracht 1 t/m 7, 9 en 10 van thema 5.2.
Slide 9 - Slide
Les voor vandaag!
Doelen:
1) Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
2) Je kunt uitleggen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.
Slide 10 - Slide
Chromosomen
Alle cellen van planten en dieren hebben een celkern. De celkern regelt wat er in de cel gebeurt. In de celkern liggen chromosomen. Dit zijn lange, dunne draden. Mensen hebben in elke celkern 46 chromosomen.
Slide 11 - Slide
Het aantal chromosomen zegt niks over de intelligentie van een organisme. Het is slechts de hoeveelheid DNA waarover de informatie is verdeeld.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
DNA bevat de 'streepjescodes' van al je erfelijke eigenschappen
Slide 14 - Slide
Een cel van een mens bevat 46 chromosomen. Die chromosomen komen in paren voor. Je hebt dus 23 paren chromosomen in een celkern.
De beide chromosomen van een paar bestaan
uit dezelfde genen en bevatten dus informatie
voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
Bijvoorbeeld: op beide chromosomen van
paar nummer 15 liggen genen met informatie
voor de oogkleur.
Slide 15 - Slide
Het 23e paar vormt de geslachtschromosomen.
Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar. Een vrouw heeft twee X-chromosomen (XX). Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend.
Een man heeft een X- en een Y-chromosoom
Slide 16 - Slide
Intersekse
Heel af en toe wordt een meisje geboren met XY-chromosomen of een jongen met XX-chromosomen. Dit zijn vormen van intersekse.
Soms blijkt pas in de puberteit dat een persoon intersekse is.
De baby heeft dan zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken, of de geslachtskenmerken verschillen van de norm.
Dat gebeurt in Nederland gemiddeld één keer per week. (gemiddeld ongeveer 3260 geboortes per week)
Slide 17 - Slide
Verschillende informatie
De meeste bandjes hebben ook dezelfde kleur. Dat betekent dat de informatie op beide chromosomen gelijk is. Bijvoorbeeld: beide chromosomen bevatten de informatie voor tien vingers (niet negen of elf).
Soms is de kleur van de bandjes verschillend. Op die plaats verschilt de informatie op de chromosomen. Het ene chromosoom bevat bijvoorbeeld de informatie voor bruine ogen, het andere voor blauwe ogen.
Slide 18 - Slide
Bevruchting
- In geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig.
- Een geslachtscel van een mens bevat dus geen 46 chromosomen, maar slechts 23. Een geslachtscel bevat één chromosoom van elk chromosomenpaar.
- Bij bevruchting versmelten de kern van een zaadcel en de kern van een eicel met elkaar.
Van elk chromosomenpaar is dan één chromosoom afkomstig van de moeder en één van de vader.
Slide 19 - Slide
De informatie op de twee chromosomen van een paar kan verschillend zijn. Welke informatie in het fenotype tot uiting komt, hangt af van welk gen het sterkst is.