This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefenen
Organen en cellen
2.1 t/m 2.4
Slide 1 - Slide
In de afbeelding is een aantal organen in de borst- en buikholte van een man weergegeven.Van welke twee orgaanstelsels zijn delen in de buikholte getekend?
A
van het uitscheidingsstelsel en van het verteringsstelsel
B
van het uitscheidingsstelsel en van het voortplantingsstelsel
C
van het verteringsstelsel en van het voortplantingsstelsel
Slide 2 - Quiz
Bij een onderzoek van het darmslijmvlies van een patiënt worden behalve slijmvliescellen ook cellen van onverteerde plantenresten aangetroffen. Enkele delen in en om een cel kunnen zijn: celkern, celmembraan en celwand. Welk van deze delen heeft een plantencel wel, maar een cel uit het darmslijmvlies niet?
A
een celkern
B
een celmembraan
C
een celwand
Slide 3 - Quiz
Kirsten krijgt van haar lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje. Kirsten krijgt de opdracht een preparaat van een weefsel te bekijken. Welk van deze preparaten moet Kirsten dan bekijken?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 4 - Quiz
In de afbeelding zijn enkele organen aangegeven met een letter. Met welke letter wordt de slokdarm aangegeven?
A
P
B
Q
C
R
Slide 5 - Quiz
Welk onderdeel kan niet voorkomen in een dierlijke cel?
A
grote vacuole
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
celkern
Slide 6 - Quiz
In de afbeelding is schematisch de romp van een man weergegeven. Vier gebieden in de romp zijn met letters aangegeven. Welke letter geeft het gebied in de romp aan waarin de nieren zich bevinden?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 7 - Quiz
Welke letter geeft een deel aan waarin fotosynthese optreedt?
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 8 - Quiz
Enkele organen van een Fries melkschaap zijn: hart, lever, longen, maag, slokdarm. Welke drie van deze organen kunnen zich bevinden in de holte die is aangegeven met S in de afbeelding?
A
Hart
B
Longen
C
Lever
D
Maag
Slide 9 - Quiz
De afbeelding hieronder geeft een doorsnede weer van een blad van een plant, gezien door een microscoop. Enkele delen zijn met een letter aangegeven. Welke letter geeft een deel van het blad aan dat uit één soort weefsel bestaat?
A
P
B
Q
C
R
D
P en Q
Slide 10 - Quiz
De afbeelding geeft een deel van de opperhuid van een blad weer met een huidmondje. De letters P en Q geven twee cellen aan. Behoren cel P en cel Q tot hetzelfde soort weefsel? Leg je antwoord uit.
A
Ja, ze liggen tegen elkaar aan
B
Ja, ze hebben dezelfde vorm
C
Nee, ze hebben een andere bouw en functie
Slide 11 - Quiz
Als een hond rent, bewegen de organen in de buikholte afwisselend naar voren en naar achteren. Hierdoor ontstaan er drukverschillen in de longen, waardoor lucht wordt in- en uitgeademd. In de afbeeldingen is een hond weergegeven op twee verschillende momenten tijdens het rennen. In de afbeelding geeft de letter R het orgaan aan dat de borstholte van de buikholte scheidt. Geef de naam van dit orgaan.
Slide 12 - Open question
Hoe komen houtachtige stengels een hun stevigheid? En kruidachtige stengels?
A
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
B
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
C
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.
D
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
Slide 13 - Quiz
De pijl in de afbeelding geeft de stengel van een boom weer.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Hoe heet onderdeel 4?
A
Bladschijf
B
Bladmoes
C
Zijnerf
D
Bladsteel
Slide 15 - Quiz
Inde afbeelding zie je...
A
een cel
B
een weefsel
C
een orgaan
D
een orgaanstelsel
Slide 16 - Quiz
Welke van onderstaande beschrijvingen zijn een functies van de wortel van een plant?
A
B
opnemen van koolstofdioxide uit de lucht
C
opnemen van water uit de grond
D
opslaan van reservevoedsel
Slide 17 - Quiz
Welke organismen leven van het voedsel dat de bladeren van planten maken?
A
alleen de plant zelf
B
alleen mensen en dieren
C
de plant zelf, mensen en dieren
Slide 18 - Quiz
Bij welk nummer heeft de boom een aantal jaren te maken gehad met een enorme droogte?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Hoe is de toets gegaan? Hoe heb je je voorbereid? Hoe lang ben je bezig geweest met je voorbereiding?
Slide 21 - Open question
Einde van de toets
En nu?
Pak je succescriteria erbij. Zoek 1 of 2 succescriteria uit en ga deze leren a.d.h.v. je digitale lesboek.